Portaal

Biografie
Werken
Over het leven en het werk van Mandel...
Debatten, interviews, ...
Multimedia
Contact
Mailinglist

Nu voor 12 euro!

Dubbele DVD:

Links
Castellano
Deutsch
English
Français

Ernest Mandel en de crisis in Oost-Duitsland (1989-1990)
Ernest Mandel - Internet-archief
Eric Toussaint

Afdrukken

Rood, nr. 14, 9 juli 1997, p. 15-17

Ernest Mandel hechtte steeds een groot belang aan de klassenstrijd in Duitsland. Zijn analyse over de crisis in de voormalige DDR, die zou uitmonden op de Duitse eenmaking, werd zowel binnen als buiten de Vierde Internationale fel betwist. Tijdens een colloquium in maart '97 organiseerde de Stichting Ernest Mandel hierover een debat tussen onze kameraad Eric Toussaint en Marcel Vanderlinden. We publiceren hieronder de belangrijkste uittreksels uit de bijdrage van Eric Toussaint.

Wanneer hij in november 1989 terugkeert uit Berlijn waar hij kon deelnemen aan massamanifestaties van de Oost-Duitse bevolking, is Ernest Mandel van oordeel dat er een politieke revolutie begonnen is. Hij geeft aan een artikel voor de pers van de Vierde Internationale de volgende titel mee: "De politieke revolutie en de gevaren die haar bedreigen". Het artikel begint als volgt: "De opgang van de massabeweging die de DDR dooreen schudt, heeft de omvang van een echte revolutie gekregen."

De sterke kanten van deze beweging zijn volgens Ernest Mandel: ze is massaal, de arbeiders zijn er dominant, ze is heel creatief, er is vrije meningsuiting, het nationalisme is er afwezig, ze verwerpt het militarisme, bepaalde groepen betogers staan open voor het internationalisme tegenover de Derde Wereld ("tenminste tot dusver" - sic!). Haar zwakke kanten: er komen geen organen van zelforganisatie tot stand en er wordt geen duidelijk politiek objectief geformuleerd voor de massa's.

Keren we terug tot de sterke kanten. De beweging is massaal. "Op 4, 5 en 6 november 1989 zijn bijna twee miljoen mensen op straat gekomen."(...) "In verhouding met de totale bevolking stemt dit overeen met 7 à 8 miljoen betogers in Frankrijk." Daarna behandelt hij de sociale samenstelling van de betogingen: ze bestaan overwegend uit arbeiders. Om die bewering te staven, stelt hij de vraag: "Hoe zouden, er in Leipzig - het belangrijkste industriecentrum van de DDR - 350.000 betogers op 500.000 inwoners kunnen zijn, als de arbeidersklasse niet bijna voltallig op straat gekomen was?" Hij voegt daar een tweede argument aan toe: "Het proletarische karakter van de revolutie die in de DDR begonnen is, blijkt vooral uit de grote beroering in de bedrijven." Hij stelt vast dat er formeel geen stakingen zijn ("in tegenstelling tot mei '68 en de Italiaanse hete herfst"), maar voegt daaraan toe dat er in de bedrijven bijna voortdurend vergaderingen plaatsvinden die massaal door het personeel worden bijgewoond. Hij geeft een voorbeeld: "In het chemische complex Leuna, de grootste fabriek van het land, debatteerden die vergaderingen over ontwerpresoluties om een algemene staking van drie dagen uit te roepen, als het Politiek Bureau geen ontslag nam. Het heeft ontslag moeten nemen."(...)

Ernest Mandel benadrukt één element heel sterk: de eis tot Duitse hereniging is afwezig. Hij verwacht niet dat hierin snel verandering zal komen. Hij constateert ook (...) dat de verwerping van het militaristische verleden diep geworteld is. Ernest Mandel schrijft hierover in lyrische termen: "De afstammelingen van Rosa Luxemburg zijn haar waardig gebleken. Vandaag verklaart de geschiedenis dat ze niet vergeefs gestreden heeft en niet voor niets gestorven is." 

Maart 1990: gedeeltelijke correctie van de analyse 

De resolutie die hij voorbereidde voor het Verenigd Secretariaat van de IV° Internationale en die er geamendeerd wordt goedgekeurd tijdens de zitting van 5 maart 1990, stelt meteen vast: "Vanaf eind oktober 1989 beleefde de DDR een begin van politieke revolutie." Het gebruik van de verleden tijd is belangrijk omdat dit aanduidt dat hij akte neemt van de draai van de massa's.

Het document verwacht dat de evolutie als volgt zal verlopen: "Momenteel is de meest waarschijnlijke tendens die van een snelle hereniging van Duitsland door de opslorping van de DDR door de BRD. De massa's zijn er dus, vooral in functie van hun huidige materiële toestand, toe geneigd voorrang te verlenen aan die eenmaking, los van haar concrete economische en sociale inhoud." De resolutie vermeldt als oorzaak van de draai naar de hereniging ook "de sterkte van het nationale gevoel dat gevoed wordt door een doorgedreven propaganda vanwege de West-Duitse media."

De resolutie verduidelijkt wat de opslorping van de DDR door de BRD in het kader van de krachtsverhoudingen van dat ogenblik zou betekenen. Het zou hier "de herinvoering van het kapitalisme onder een burgerlijke staatsmacht en de onderwerping van de economie aan het grootkapitaal, d.w.z. een sociale contrarevolutie" betreffen.

Tot daar lijkt de inhoud van de resolutie ondubbelzinnig. Nochtans integreerde Ernest Mandel in de tekst passages die er duidelijk op wijzen dat hij nog hoopte dat de meest waarschijnlijke tendens (...) niet bewaarheid zou worden. De resolutie somt dan ook de hinderpalen voor een snelle opslorping op. We citeren hier met name:

  • de overdreven kost van de hereniging voor het West-Duitse kapitaal. "Het West-Duitse kapitaal kan niet tegelijkertijd de kosten van de creatie van een gemeenschappelijke Europese munt (waarvoor de deviezenreserves van de Bundesbank de belangrijkste garantie zouden vormen) en de kosten van een in Deutsche Mark gefinancierde opslorping van de DDR dragen."

  • de weigering van het Kremlin om de integratie van de DDR en haar militaire gevolgen te aanvaarden: het Kremlin "kan een eengemaakt Duitsland, dat lid is van de NAVO, niet aanvaarden"(...)

De motieven van Ernest Mandel zijn duidelijk. Ze worden geïllustreerd door een passage in de resolutie: "Het komt er dus op aan tijd te winnen om de massa's de kans te geven ervaring op te doen (met de negatieve gevolgen van de eenmaking onder leiding van het West-Duitse kapitaal, nvdr), vooraleer over de klassennatuur van de eengemaakte Duitse staat voor lange tijd beslist wordt."

De resolutie laat de mogelijkheid open van een langzaam eenmakingsproces dat de massa's zou toelaten om terug de weg van de politieke revolutie in te slaan. Dat was eigenlijk zijn hoop voor werkelijkheid nemen, terwijl het spel al gespeeld was. Het gezichtsbedrog is duidelijk. (...)

De resolutie bevatte ook een belangrijk onderdeel over de taken. Het sleutelelement was de verwerping van de eenmaking d.m.v. de opslorping van de DDR door de BRD: "Een eenmaking van Duitsland die niet op de socialistische democratie, maar op de opslorping van de DDR door de BRD gebaseerd is, en die dus de herinvoering van het kapitalisme met zich meebrengt, zou, zelfs als ze door een meerderheidsstemming van de massa's ondersteund worden, een gevoelige sociale achteruitgang voor de massa's betekenen, omdat ze zou leiden tot een versterking van het imperialisme en van het Duitse patronaat. Elke bewuste arbeider of socialist zou ze dus moeten verwerpen."

(Eric Toussaint haalt hier twee andere standpunten aan die indertijd binnen de Vierde Internationale verdedigd werden. Dan komt hij terug op de evolutie van de stellingnamen van Ernest Mandel). 

Kritische terugblik op de vroegere standpunten en synthese-resolutie 

In november 1990 stelde Ernest Mandel een ontwerpresolutie op die impliciete zelfkritiek bevatte en een pertinente analyse leverde van de ontwikkeling van de crisis in Oost-Duitsland sinds oktober 1989. De tekst werd met een ruime meerderheid goedgekeurd. (La réunification capitaliste, Inprecor 322, 18/1/1991, 4 p. - N.B. alle hier volgende citaten komen uit dat document).

De resolutie neemt akte van de hereniging: "Sinds 3 oktober 1990 is de opslorping van de DDR door de BRD een feit. (...) Deze uitkomst van de evolutie die in de herfst van 1989 begon, is het meest negatieve van de mogelijke perspectieven die door de resolutie van het VS van de IV° Internationale van 5 maart 1990 in het vooruitzicht gesteld werden." "Er heeft geen succesvolle politieke revolutie plaatsgevonden in de richting van een socialistische democratie en democratische planning. Evenmin was er een 'proces van convergentie in etappes' tussen de twee Duitslanden, dat toegelaten zou hebben om tijd te winnen. (...) We hadden nadrukkelijk gewezen op de sterk negatieve gevolgen die de realisatie van de Anschluss voor de arbeidersklasse en alle onderdrukten zou hebben, zowel in Duitsland als op internationaal vlak. De feiten bevestigen de gegrondheid van ons vastberaden verzet tegen de kapitalistische Duitse eenmaking en van onze waarschuwingen aan het adres van de Duitse en internationale arbeidersklasse."

De resolutie geeft daarna een bondig overzicht van de rampzalige gevolgen van de eenmaking. Het gedeelte over de politieke omstandigheden van de eenmaking verdient geciteerd te worden: "Na de overwinning van de burgerlijke tweelingpartijen van de BRD en de DDR in de verkiezingen van 18 maart 1990 werden alle democratische verworvenheden van de beweging van de herfst van 1989 tenietgedaan. De regering van de DDR was maar een marionet van de regering Kohl. De nieuwe staat wordt in het leven geroepen door de eenvoudige integratie van de DDR in de BRD en in haar staatsstructuren. De meerderheid van de in de DDR verkozenen heeft geen zitting in het gemeenschappelijke parlement dat op 3 oktober in de oude Reichstag in Berlijn gevormd wordt. De eengemaakte Duitse staat komt tot stand zonder verkiezingen of referendum. Zijn grondwet is, op een paar wijzigingen na, die van de BRD die nooit door een volksraadpleging goedgekeurd werd. Er is geen sprake van grondwetgevende vergadering of van een volksstemming over de grondwet en het politieke systeem. De 'ronde tafels' van de DDR zijn enkel nog een slechte herinnering voor de burgerij."

Op internationaal vlak heeft de overwinning van de West-Duitse burgerij volgens de resolutie drie belangrijke gevolgen:

1°) "Het eengemaakte Duitsland streeft er nu naar een rol te spelen als wereld-gendarm samen met de andere imperialistische mogendheden, in de eerste plaats door het verwerven van het recht om zijn strijdkrachten onder de dekmantel van de VN in te zetten, ook buiten het grondgebied van de NAVO" (...)

2°) "Herenigd Duitsland zal politiek en economisch een vooraanstaande rol spelen in de eengemaakte markt van 1992 en de reactionaire tendensen versterken"(...)

3 °) "Tegelijkertijd is dit eengemaakte Duitsland goed geplaatst om een vooraanstaande rol te spelen in de kapitalistische verovering van Oost-Europa."

De resolutie keert dan terug tot de hindernissen voor een snelle eenmaking die overschat werden in het document dat het Verenigd Secretariaat op 5 maart 1990 goedkeurde.

"De belangrijkste hindernis voor zo'n negatieve evolutie zou een Oost-Duitse arbeidersklasse geweest zijn die zich kandidaat voor de macht kon stellen, die beschikte over een hoge graad van democratische zelforganisatie en die voldoende vertrouwen had in de eigen krachten om ernaar te streven zelf de industrie te beheren in functie van de behoeften van de bevolking. (...) De subjectieve voorwaarden voor zo'n afloop waren niet voorhanden."

De resolutie vermeldt dan wat de arbeidersklasse verhinderd heeft om zich kandidaat te stellen voor de macht en bevat een expliciete zelfkritiek: "Omdat we die achterstanden en gebreken niet juist ingeschat hebben, hebben we het mogelijke ritme van het offensief en van zijn succes onderschat."

Onder de factoren die sterk onderschat werden in de resolutie van maart 1990, moet het probleem van het nationale gevoel vermeld worden: "In die omstandigheden leek, gezien het bestaan van een nationaal gevoel dat gefrustreerd was door de als straf opgelegde verdeling en de vernederende voogdij over Duitsland, die op het einde van de oorlog door de zegevierende imperialismen en de sovjetbureaucratie opgelegd werd, de eenheid tot elke prijs, zonder de sociale kost ter discussie te stellen, het enige onmiddellijke perspectief te bieden. Die ommekeer in het bewustzijn van de massa's van de DDR heeft zich voorgedaan in de loop van de tweede week van november 1989."

De resolutie herziet ook de inschatting van de andere hindernissen voor een snelle eenmaking die in het vorige document vermeld werden: de moeilijkheid voor de Duitse burgerij om snel de prijs voor de eenmaking te betalen en de veronderstelde weerstanden van het Kremlin. Ze verklaart ook waarom die hindernissen niet hebben doorgewogen.

(...) Ik zou dit gedeelte willen beëindigen met een vraag die door de resolutie van november 1990 open gelaten werd: de gevolgen voor en de reactie van de arbeidersklasse van het Westelijke deel van Duitsland. Het document is voldoende voorzichtig om mogelijk gedeeltelijk succesvolle weerstand (...) te voorzien: "De burgerij hoopt alle kosten van de eenmaking en van de eengemaakte markt van 1992 af te wentelen op de loontrekkenden. Die strijd is vanzelfsprekend nog niet gestreden. Dat zou immers veronderstellen dat de burgerij de sociale confrontaties wint, die zeker in West-Duitsland waarschijnlijk zijn, waar de arbeidersklasse een zeer hoge organisatiegraad heeft en bijzonder gehecht is aan haar verworven levensstandaard. Maar de burgerij heeft ervoor gekozen om dat risico te nemen. " De sociale strijd van de laatste twee jaar in Duitsland, in het bijzonder de strijd van de arbeiders van het Westen (...) wijst erop dat ook de terugtocht voor het offensief van het kapitaal zijn grenzen heeft. 

Besluit 

Het is makkelijk a posteriori een reeks opvattingen te formuleren over feiten die hun verloop al gekend hebben. Laten we die oefening toch maar eens doen. Was er in 1989 in de DDR een politieke revolutie in opmars? Ik ben geneigd om 'neen' te antwoorden omdat de arbeidersklasse zich niet kandidaat gesteld heeft voor de macht. Er deed zich een zware sociale en politieke crisis met massale deelname van de Oost-Duitse burgers voor.

'De bovenste lagen': de bureaucratie was niet meer in staat te regeren zoals voorheen. De repressieve oplossing werd haar door de sovjetleiding verboden. Ze was ook onbekwaam om snel economische en sociale hervormingen door te voeren, die aan de verzuchtingen van de massabeweging beantwoordden.

'De onderste lagen' wilden niet meer geregeerd worden zoals voorheen. De zelfactiviteit was sterk. De arbeidersklasse, de jeugd, de intelligentsia wilden gedurende het grootste deel van 1989 diepgaande hervormingen in het kader van de DDR. Maar de situatie sloeg snel om wanneer de West-Duitse regering besliste in het offensief te gaan en de snelle eenmaking voorstelde en er een relatief hoge prijs voor betaalde: een wisselkoers van de mark die uitzicht bood op een onmiddellijke verbetering van de levensomstandigheden van de Oost-Duitse bevolking.

Om een echt proces van politieke revolutie tot ontwikkeling te laten komen, had er een echt gevecht om de macht moeten plaatsvinden. 'De onderste lagen' hadden zich kandidaat moeten stellen voor de macht. Ze hadden van de zelfactiviteit tot de zelforganisatie moeten overgaan. Ze hadden organen in het leven moeten roepen, die een situatie van dubbele macht zouden creëren die haar ontknoping zou vinden in het voordeel van één van de drie kampen: het kamp van de onderdrukten in Oost-Duitsland (...) het kamp van de DDR-bureaucratie, het kamp van de West-Duitse kapitalistische klasse. De politieke en sociale crisis bereikte nooit dit stadium.(...)

Hoewel Ernest Mandel zich bewust was van de ravages die door het stalinisme, het nazisme en de sociaal-democratie op het bewustzijn van de Duitse arbeiders aangericht waren, overschatte hij de kracht van het collectieve geheugen met betrekking tot de beste momenten van de geschiedenis van de Duitse arbeidersklasse, met name de massale sociaal-democratische opvoeding van voor de Eerste Wereldoorlog en de spartakistisch-communistische ervaring van voor de stalinisering van de KPD.

Men kan hier een reële tegenstelling vaststellen tussen de helderheid waarmee hij de geloofwaardigheidscrisis van het socialistische project waarnam, en zijn overtuiging dat het beste van de ervaring van de Duitse arbeidersklasse terug naar boven zou komen. Op dat niveau kan men van een onbetwistbare zwakte in het denken van Ernest Mandel spreken.

Ernest Mandel realiseerde zich de limieten van de mogelijkheid voor de bureaucratie om toegevingen te doen aan de massa's. Hij heeft echter misschien even gedacht dat de bureaucratie in een overlevingsreflex alle deviezenreserves zou gebruiken om tegemoet te komen aan bepaalde economische verzuchtingen van de Oost-Duitse burgers om zo de onweerstaanbare druk van de massa's voor de hereniging te vertragen of in te perken. Een massale bevoorrading in consumptiegoederen van Westerse kwaliteit was materieel mogelijk: de bureaucratie heeft die weg niet gekozen.

Ernest Mandel mikte in het kader van een langdurig proces van politieke crisis, enerzijds op de evolutie naar links van een gedeelte van de PDS , dat een links-centristische partij had kunnen worden, anderzijds op de opbouw van een bij de IV° Internationale aangesloten revolutionair-marxistische organisatie. Hij heeft geen inspanningen gespaard om bij te dragen tot die twee politieke ontwikkelingen. Hij was van oordeel dat zo'n politieke ontwikkeling van levensbelang was opdat de massa's lessen uit hun ervaringen zouden kunnen trekken en vooruitgang zouden kunnen maken in de richting van een politieke revolutie. Die uiterste krachtsinspanning leidde niet tot het verhoopte resultaat.

(...) In zijn geschriften uit de laatste periode legde Ernest Mandel systematisch de nadruk op het postulaat van Marx: "De emancipatie van de arbeiders zal het werk van de arbeiders zelf zijn." Die aanpak kan niet herleid worden tot een primair spontaneïsme. Noch primair spontaneïsme, noch dirigisme door een alwetende voorhoede. Ik verwijs ter illustratie naar volgende twee citaten (...). Eerste citaat : "Men moet zich niet overgeven aan een spontaneïstische euforie en geloven dat die prachtige revolutionaire beweging enkel dank zij haar omvang zal blijven duren en zal overwinnen. De revolutionaire uitbarsting is gekenmerkt door twee belangrijke zwaktes die haar op termijn tot de mislukking kunnen veroordelen. Ten eerste zijn er slechts embryo's van werkelijke structuren van zelforganisatie. Betogingen, zelfs de meest massale, kunnen zo'n structuren op lange termijn niet vervangen.

(...) Bovendien hebben de volksbeweging en de oppositie geen duidelijk politiek objectief en ook geen duidelijke idee over de instellingen die in het leven geroepen moeten worden om de macht uit te oefenen. Dat zijn de twee belangrijkste handicaps voor een succesvolle afloop van de massabeweging."

Het tweede citaat behandelt de relatie tussen de zelforganisatie van de massa's en de voorhoedeorganisaties. Voor alle duidelijkheid vermeld ik dat dit citaat komt uit een tekst met een algemene draagwijdte, die niet rechtstreeks betrekking heeft op de Duitse crisis: "Zelforganisatie van de klasse - die uitmondt in de macht van vrij en democratisch verkozen raden - en gescheiden organisatie van de revolutionaire voorhoede vormen een dialectische eenheid die door de verscheidenheid van partij en gemediëerd wordt. De staatsmacht moet door de raden, niet door de partij, uitgeoefend worden. De partij(en) probeert de meerderheid in de raden voor zich te winnen door overtuiging, niet door administratieve maatregelen en nog minder door repressie. Hun enige troeven moeten zijn: een meer volgehouden, ononderbroken en toegewijde activiteit in dienst van hun klasse, een levensstijl zonder enig privilege, het vermogen om hun praktijk voortdurend met hun principes in overeenstemming te brengen. (...) Daartoe moeten ze putten uit niet-besmette bronnen: de geschriften van Marx en Engels over de Commune van Parijs, de geschriften van Rosa Luxemburg, van de Lenin van Staat en revolutie (...) en vooral de geschriften van Trotsky uit de laatste tien jaar van zijn leven en de programmatorische documenten van de IV° Internationale. Maar al die theoretische rijkdom mag NIET beschouwd worden als een definitieve geopenbaarde waarheid, maar als iets dat onderhevig blijft aan de test van nieuwe revolutionaire en contrarevolutionaire ervaringen. " (L'avenir du communisme, Inprecor 305, 1/2/1990) 

Ernest Mandel was zich vanaf het einde van 1989 bewust van de risico's voor een evolutie van de massabeweging in de DDR in de richting van de hereniging in een kapitalistisch kader: "De risico's voor rechtse ontsporingen van de revolutie worden op politiek vlak gevoed door de idealisering van de omstandigheden tijdens de eerste Republiek (het regime Masaryk-Benes) in Tsjechoslovakije, en in de DDR door het droombeeld van een onvoorwaardelijke - d.w.z. kapitalistische - hereniging van Duitsland.". Het valt echter niet te ontkennen dat hij ten onrechte een gunstigere inschatting van de crisis in de DDR heeft volgehouden, terwijl de ommekeer reeds vanaf tweede helft van november 1989 gebeurd was.

 

Contact webmaster

Avec le soutien de la Formation Leon Lesoil, 20, rue Plantin, 1070 Bruxelles, Belgique