Portaal

Biografie
Werken
Over het leven en het werk van Mandel...
Debatten, interviews, ...
Multimedia
Contact
Mailinglist

Nu voor 12 euro!

Dubbele DVD:

Links
Castellano
Deutsch
English
Français

Ernest Mandel openheid en soepelheid in denken

"5 jaar geleden overleed Ernest Mandel"
David Dessers Afdrukken
Special van Rood in 2000 naar aanleiding van 5 jaar overlijden van Ernest Mandel

Ernest Mandel is dit najaar vijf jaar geleden gestorven. Een goed moment om weer even stil te staan bij het werk en leven van deze Belgische revolutionair. Rood, het blad van de Belgische SAP, nam de gelegenheid te baat om een interview te houden met Alain Meynen. Hij kent het werk van Mandel als zijn broekzak, werkte een half jaar in opdracht van de VUB rond het oeuvre van Mandel en werkt zelf aan een boekje over de intellectuele erfenis van Mandel. ‘Al was een half jaar natuurlijk veel te kort. Als we het hebben over het werk van Mandel, spreken we immers over meer dan 2000 titels.’

'Mandel moet zo rond 1939 of 1940 lid zijn geworden van de Vierde Internationale. Hij was toen een jaar of 16. Hij is dus lid geworden rond de tijd dat Trotski werd vermoord. Mandels laatste boek ging over Trotski, ‘Trotski als alternatief’. Zonder vraagteken, zoals hijzelf graag preciseerde. Al had hij bijvoorbeeld in de periode dat zijn boek ‘Power and money’ verscheen wel degelijk vraagtekens bij Trotski. Ik herinner mij een interview in ‘De Internationale’ waarin hij zeer ver ging in zijn kritiek. In die tijd legde hij er nogal sterk de nadruk op dat Trotski mede verantwoordelijk was voor het creëren van een aantal institutionele en organisatorische voorwaarden voor de bureaucratische ontaarding in de prille Sovjet-Unie. Dat laatste boek was dan opnieuw een sterke verdediging van Trotski. Hoewel, het bevatte natuurlijk ook kritieken. Hij begon en eindigde zijn politieke activiteit bij Trotski. Doorheen het werk van Mandel merk je wel vaker evoluties en kleine verschuivingen. Je kan je dus afvragen hoe hij verder geëvolueerd zou zijn na 1995 – al zou dat niet meer zijn dan speculatie.’

‘Mandel heeft kritiek geuit op het substitutionalisme van Trotski. Substitutionalisme wil zeggen dat een partij in de plaats van een klasse handelt. Als je beweert dat de bevrijding van de arbeidersklasse enkel het werk van de arbeidersklasse zelf kan zijn, welke rol is er dan weggelegd voor de revolutionaire partij? Opvallend is dat Mandel in zijn laatste teksten, ander andere in de tekst die verschenen is in het Amerikaans boek ‘Marxism in Postmodern Age’, niets zegt over de partij. Hij stelt wel dat de arbeidersbeweging de kwalijke gewoonte heeft om steeds in naam van de arbeidersklasse of voor de arbeidersklasse te praten, zonder die arbeidersklasse aan het woord te laten. Op het moment dat je die kritiek formuleert, moet je ook iets zeggen over de rol van de organisaties van de arbeidersbeweging. Zo komen we bij een eerste kritiek. Wat volgens mij sterk ontbreekt in het zeer omvangrijke werk van Mandel is een uitgewerkte theorie van de organisaties van de arbeidersbeweging. Hij heeft daar trouwens zelf ook meermaals op gewezen. Ik weet dat hij van plan was om er iets over te schrijven, maar het is er blijkbaar nooit van gekomen.’

Hoe verklaar je dat?

‘Een echt verklaring heb ik er niet voor. Hij zit wel heel sterk binnen een traditie die het organisatievraagstuk in verband brengt met het thema bewustzijn; het klassenbewustzijn. Daarover heeft hij een aantal dingen gepubliceerd, maar zonder in te gaan op de relatieve autonomie, het specifieke gewicht dat toekomt aan het organisatorische. Dit heeft te maken met een traditie binnen het marxisme die terug gaat tot Rosa Luxemburg. In Duitsland ging zij vrij snel over van de algemene werkstaking naar een situatie van dubbele macht en daarmee ook wel enkele organisatorische stappen oversloeg. Mandel is zonder twijfel een zeer luxemburgeriaanse vertegenwoordiger van het trotskisme. Je vindt het trouwens ook terug bij de jonge Trotski van voor 1917, die zich eveneens weinig aantrekt van het vraagstuk van de organisatie.

In de periode van de jaren vijftig, zestig en zeventig is Mandel volop actief binnen de arbeidersbeweging of –bewegingen en wordt hij vooral geconfronteerd met het klassenbewustzijn binnen hoogontwikkelde kapitalistische maatschappijen. Welnu, eind jaren vijftig, begin jaren zestig, was het absoluut niet evident om te beweren dat de arbeidersklasse in kapitalistische hoog ontwikkelde geïndustrialiseerde landen over een revolutionair klassenbewustzijn bleef beschikken. Op dat moment is er dus een overheersing van allerhande neo-reformistische en sociologische theorieën, die stelden dat de arbeidersklasse geïntegreerd was in het kapitalisme. Anderen vestigden al hun hoop op revolutionaire bewegingen in de Derde Wereld. Je hebt dan ook heel wat theorieën over de tegencultuur -Herbett Marcuse, de Frankfurther Schule en noem maar op. In die context was de eerste vraag voor Mandel vaak of de arbeidersklasse überhaupt nog in staat wat tot het komen van een revolutionair bewustzijn. Het vraagstuk van de revolutionaire organisatie kwam zeker niet op de eerste plaats.’

‘Een van zijn eerste artikelen in ‘Quatrième International’, dat moet van rond 1943-1944 zijn, gaat al dieper in op het vraagstuk van het revolutionair klassenbewustzijn. Onmiddellijk werd hij door andere trotskisten verketterd. Men zei dat hij geen trotskist was en verweet hem revisionisme.

De oudere generatie trotskisten waren bijna geobsedeerd door de crisis van de proletarische leiding en de vraag hoe die stalinistische en reformistische leidingen vervangen moesten worden. Dit thema stond ook centraal bij de oprichting van de Vierde Internationale in 1938. Mandel legde echter van meet af het accent op het bewustzijn en minder op andere factoren.

Tot slot mogen we toch ook niet uit het oog verliezen dat Mandel een groot gedeelte van zijn tijd militant is geweest binnen andere organisaties, het ABW en de Belgische Socialistische Partij. Het perspectief was om er uit te gaan met een nieuwe, brede, geradicaliseerde voorhoede. In de praktijk is dat wat anders verlopen. Maar hij is hoe dan ook eigenlijk meer bezig geweest met het ontwikkelen van tendensen binnen de traditionele organisaties van de arbeidersbeweging. Ook dat zal een rol hebben gespeeld.’

Waar plaats je het denken van Mandel?

‘Mandel plaatste zichzelf binnen een traditie van kritisch rationalisme, van het revolutionair bewustzijnsdenken. Hij heeft zelf verschillende keren gezegd dat hij behoorde tot de linkervleugel van Franse revolutie, de linkervleugel van de verlichting. Dat is inderdaad heel sterk bij hem aanwezig; niet het burgerlijke verlichtingsdenken, maar het Jacobijnse verlichtingsdenken. Dat is geen kritiek. De enige vraag is echter in welke mate dit soort denken nog operationeel is. Dat is in elk geval een vraag die zich vandaag aandient.

Voor Trotski was het kapitalisme een productiewijze die in een decadente fase was getreden; de doodstrijd van het kapitalisme. Eén zaak stond voor Trotski vast: het kapitalisme stevent af op zijn einde. De productiekrachten gaan zich niet verder meer ontwikkelen, het worden destructieve krachten. Trotski maakte trouwens verschillende keren een vergelijking met het Romeinse rijk. Hij ging daarin een stap verder dan Lenin; het imperialisme was niet enkel het hoogste, maar tevens het laatste stadium van het kapitalisme. Het perspectief voor de daarop volgende jaren was bijgevolg barbarij. Dat is dus niet onnozel. Trotski stierf in 1940 op een moment dat de concentratiekampen reeds volop in de maak waren. Het socialisme was voor Trotski echter niet onvermijdelijk, maar een mogelijkheid. Deze niet-lineaire manier van denken is een eerste dimensie van het trotskistisch denken.’

‘Een andere dimensie is dat er op één of andere manier toch vooruitgang zit in de geschiedenis. De mens heeft zich bevrijd van de religie; heeft zich bevrijd van de natuurkrachten, heeft de natuurkrachten aan zich onderworpen. Voorts stelde hij vast dat de mens in zijn tijd het slachtoffer was van zijn eigen nieuwe, technologische, creaties. In een volgende fase moest de mens in staat zijn om zijn eigen technologieën te beheersen, te organiseren. Dit vooruitgangsdenken vind je goed terug in zijn boek ‘Literatuur en revolutie’. Een ander voorbeeld is dat hij heel positief stond tegenover de psychoanalyse. Hij zag hierin een mogelijkheid voor de mens om zelfs zijn onderbewuste onder controle krijgen. Dat historisch optimisme is wat ik bedoel met die term ‘linkervleugel van de verlichting’.’

‘In het jaar 2000 kan je natuurlijk zonder onredelijkheid vaststellen dat het kapitalisme meer dan ooit barbaars is geworden. Maar! Kunnen we zeggen dat het kapitalisme vandaag een productiewijze in verval is? Die metafoor stelt een aantal problemen. Het kapitalisme is sterk, is machtig. Het is breekbaar, maar machtiger dan ooit. Bovendien moeten we vandaag vraagtekens stellen bij een heel aantal technologische evoluties. Trotski stond zeer positief tegenover de nucleaire energie. Iedereen weet dat zulks onhoudbaar is geworden...’

En waar plaats je het marxisme van Mandel?

‘Mandel is altijd een creatief orthodox-marxist geweest. Hij is op heel wat punten zijn eigen weg ingeslagen. Maar uiteindelijk bleef hij wel altijd trouw aan het algemene paradigma. Zijn belangrijkste boek ‘Het laatkapitalisme’ kan je op verschillende manieren lezen. Je kan het zien als een poging om de lange naoorlogse expansiegolf te begrijpen en te verklaren. Maar je kan het ook lezen als een boek dat precies het tegenovergestelde wil doen; aantonen dat die golden sixties uiteindelijk maar een zeer, zeer tijdelijke fase vormden van het naoorlogse kapitalisme. Zodat het kapitalisme in laatste instantie een productiewijze in neergang vertegenwoordigt en de tendens tot daling van de winstvoet zich doorzet. Deze tendens kan tegengewerkt worden, maar de tegen tendensen zullen enkel maar een tijdelijk effect kunnen sorteren.

Voor een stuk herneemt Mandel Trotski, maar tegelijkertijd verruimt hij het analytisch kader. Hij zegt zelf dat ‘Het laatkapitalisme’ een poging was om na te gaan hoe de algemene ontwikkelingswetten van het kapitalisme zich verhouden tot de concrete empirische geschiedenis van dat kapitalisme. Voor hem houdt de analyse dus niet op bij het formuleren van enkele algemene wetten, integendeel. Dat vereist dus openheid en soepelheid in denken. Hij noemde het ook ‘open marxisme’, want het algemene referentiekader bleef behouden. Dat is zijn kracht, maar soms ook een zwakte. Hij gaat zeer ver in zijn openheid, maar het heeft ook zijn grenzen. Een aantal nieuwe kwesties heeft hij daarom niet echt kunnen integreren in zijn werk. De ecologische kwestie bijvoorbeeld. Mandel had daar oog voor, hoor. Maar in zijn boek ‘Het laatkapitalisme’ heeft hij het toch niet echt geïntegreerd.

Mandel heeft nooit de harde kern van het marxisme im Frage gesteld. Ik zeg: terecht! Al diegenen die het marxisme zelf in vraag hebben gesteld, beginnen aan de linkerzijde en eindigen veelal bij rechts.’

 

Contact webmaster

Avec le soutien de la Formation Leon Lesoil, 20, rue Plantin, 1070 Bruxelles, Belgique