Portaal

Biografie
Werken
Over het leven en het werk van Mandel...
Debatten, interviews, ...
Multimedia
Contact
Mailinglist

Nu voor 12 euro!

Dubbele DVD:

Links
Castellano
Deutsch
English
Français

Het eurocommunisme. De kritiek van Ernest Mandel
Ernest Mandel - Internet-archief
Jef Turf

Afdrukken

De Nieuwe, 23 februari 1979, nr. 6, pp. 8-10

Het eurocommunisme is een strekking in de schoot van de internationale communistische beweging. Het onderscheidt zich van andere strekkingen doordat deze de marxistische opvattingen wil toepassen in de specifieke omstandigheden van de hoogontwikkelde kapitalistische landen. Het tracht een oplossing te vinden in die landen voor de overgang naar een socialistische samenleving, en tezelfdertijd de kenmerken van die samenleving te doorgronden. 

Het eurocommunisme wil een antwoord brengen op de algemene economische, politieke, sociale en culturele crisis van het kapitalisme. Al dan niet bij naam genoemd is de eurocommunistische strekking overwegend aanwezig en in ontwikkeling bij de meeste, en alvast bij de belangrijkste, communistische partijen van de kapitalistische landen. Vanuit de rechtse hoek, waar men vlug het gevaar besefte, werd de traditionele anticommunistische propaganda op het eurocommunisme gericht. De enen herleidden alles tot de tegenstellingen met de bestaande socialistische landen, spraken van schisma of splitsing. De anderen beweerden dat het alleen maar een tactische zet was teneinde de ware bedoelingen te verbergen. Een derde soort zag er de afwijking in van het marxisme en hoopte op recuperatie. In de feitelijke politieke strijd deden de apologeten van het grootkapitaal dat wat zij altijd zeer consequent hebben gedaan: de communisten, van welke strekking en in welke periode ook, beschouwen als de klassenvijand nummer één. 

Met de “Kritiek op het Eurocommunisme”van Ernest Mandel staan we uiteraard voor een ander fenomeen. Hier komt de kritiek vanuit de meest orthodoxe Trotskistische hoek en is de toetssteen de conformiteit met de marxistische opvattingen zoals ze eerbiedig worden bewaard en doorgegeven door de Vierde Internationale. 

Het boek bevat elf essays, waarvan de auteur zelf in zijn voorwoord schrijft dat ze “samen een coherente analyse van het eurocommunisme (bieden), van zijn verre historische oorsprong en wortels, van zijn betekenis in het kader van de diepe crisis die de kapitalistische maatschappij in West-Europa teistert, van zijn verband met de algemene crisis van het stalinisme en van zijn weerslag binnen de USSR en de ‘volksdemocratieën’.” 

Deze veelomvattende aanhef wordt helemaal niet waar gemaakt. In plaats van een coherente analyse staat men voor een reeks samengeschoten opstellen, die blijkbaar veel minder bedoeld zijn als politieke kritiek op het eurocommunisme, dan wel als een krampachtige poging om de eigen trotskistische aanhang ervan te overtuigen dat de communisten vandaag evenzeer als vroeger snoodaards zijn en dat alleen het trotskistische vuur zaligmakend is. 

Hiermee denk ik de bedoeling van het boek te hebben gesitueerd. Het eurocommunistisch fenomeen moet enige verwarring hebben gezaaid in de rangen van de vierde internationale. 

Na 1968 bestond bij hen immers de overtuiging van de grote doorbraak. Het moment van de “revolutionaire marxisten” (zoals ze zich noemen in tegenstelling wellicht met de marxisten die antirevolutionair zijn...) scheen gekomen. Hun hoop werd niet bewaarheid, en vandaag blijken ook voor belangrijke gedeelten van de contesterende jongeren de communistische partijen het meeste uitweg te bieden, en wel vooral doorheen de eurocommunistische vernieuwing. 

Het boek van Mandel moet helpen de tanende invloed van de Trotskisten op te krikken.

Het staat dan ook vol met vaderlijke raadgevingen hoe de trotskisten zich moeten gedragen, van het volgende type: "Op deze tegenstrijdigheden en andere die we nog niet belicht hebben, zullen onze kameraden hun kritiek richten in de broederlijke discussies met de militanten van de "militante vleugel" van het eurocommunisme. Maar ze zullen de kritiek niet scheiden van de invraagstelling van het eurocommunistische project in zijn geheel, d.w.z. vooral van zijn reformistische strategie, die in de opkomende revolutionaire crisis de burgerij en de redding van het kapitalistische stelsel objectief dient" (p. 100). 

De kameraden die nog zouden twijfelen aan hun overtuigingskracht t.o.v. welgeselecteerde militanten van de militante vleugels, worden doorheen het ganse boek opgejut met exhortaties zoals: "Het eurocommunisme is slechts een doorvoerstation zonder uurregeling. Er is geen andere weg voor de authentieke communisten dan de wet van het leninisme, van de IVe Internationale» (p. 63), of "Tegenover dit bankroet, incarneert de IVe Internationale, die wettige erfgenaam van het communisme en van de communistische Internationale, vandaag het levende marxistische denken, het proletarisch internationalisme en de gang naar de proletarische revolutie. Met nog zwakke krachten, die helemaal niet volstaan voor de reusachtige taken van ons tijdperk, maar met krachten die snel groeien, die vertienvoudigd zijn in de laatste jaren (cfr. 17 december. J.T.), zegt zij aan de proletariërs van Europa en van de wereld..." (p. 76). En dan zegt de IVe Internationale het natuurlijk. 

De lezer die iets zou willen vernemen, buiten de bekende incantaties, moet wachten tot p. 177. Wat niet betekent dat de voorgaande bladzijden van alle belang ontbloot zijn, al was het slechts door de originaliteit van zekere visies. Integendeel. Het doet goed te vernemen dat het profetisch genie van Trotski reeds lang had begrepen dat het eurocommunisme reeds expliciet aanwezig was vanaf het moment dat de theorie van de opbouw van het socialisme in één land werd aanvaard.

Terloops maken we de lezer attent op hoofdstuk 9, waar Ernest Mandel de thesis bepleit dat de socialistische revolutie vandaag wel in één land van West-Europa de overwinning kan behalen. Deze flagrante schending van de Trotskistische bijbel wordt Mandel uitsluitend ingegeven door de (verzonnen) veronderstelling dat de eurocommunisten de tegenovergestelde mening zijn toegedaan.

Ondertussen blijven we nog in het eerste essay, volgens hetwelk die theorie - de opbouw van het socialisme in één land - moet leiden tot een "proliferatie van nationaal-communisme". Met een evidentie die geen bewijs behoeft, ontdekt E. Mandel bij de communistische partijen reeds lang als wezenstrekken de verdediging van het sociaal status-quo binnen de imperialistische landen, de verdediging van het privé-bezit, de integratie in de burgerlijke staat en het proces van sociaaldemocratisering, de onderwerping aan de voogdij van de burgerij. Erg origineel zijn de eurocommunisten ook al niet, aangezien ze in feite niets anders doen dan herhalen wat Kautsky zaliger reeds heeft gezegd, of beter nog: zij zijn verre ten achter op deze aartsvader van het revisionisme.

Het meest verhelderend voor de wijze waarop Ernest Mandel het eurocommunisme niet begrijpt (of niet wenst te begrijpen) is de lectuur van de laatste drie hoofdstukken. 

De eurocommunisten stellen tijdens deze periode de mogelijkheid voorop de macht van de monopolies te beperken door een brede alliantie van alle democratische krachten, rondom de georganiseerde actie van de arbeidersklasse. Zij stellen als perspectief het verwerven van machtsposities door deze alliantie, in de verschillende geledingen van de staat (op economisch zowel als ideologisch gebied). Die mogelijkheid vloeit voort uit de veranderingen in de rol van de staat, uit de verworvenheden van de antikapitalistische strijd, en uit de toenemende onbekwaamheid van de monopolistische staat om een democratisch proces te verwerken. 

In feite komt dit neer op een veeldimensionele uitbreiding van de revolutionaire strijd, waarbij de ideologische en politieke factoren in belang toenemen. Men laat a.h.w. geen enkel strijdperk meer over aan de hegemonie van rechts, maar men aanvaardt die strijd niet alleen op economisch gebied, maar ook in het politieke en ideologische vlak. Men verwerpt zo de machteloze opvatting dat rechts - en vooral de monopoolgebonden krachten - voldoende sterk blijft om vanuit zijn economische machtspositie ook het politiek terrein te blijven beheersen. 

Het gaat hier om een dynamische opvatting die niet alleen voor de traditionele arbeidersstrijd nieuwe mogelijkheden opent, maar die concreet houvast kan geven, een reëel alternatief biedt voor een veel verspreide uitzichtloosheid, aan de nieuwe brede lagen van werkers in de culturele, juridische, medische, sociale en wetenschappelijke sferen. Het gaat hierbij ook al lang niet meer om een louter theoretisch vraagstuk. De arbeidersstrijd, gekoppeld aan de parlementaire actie, heeft steeds verhinderd dat de heersende klasse zomaar haar opvattingen omtrent privé-bezit kan toepassen in verschillende gevallen van bedrijfsbezetting. Zelfs in de rechtsspraak dringen hieromtrent veranderende opvattingen door. 

Op een ander terrein kan geen ernstig mens nog volhouden dat de hegemonie van de heersende klasse over de massamedia een onbetwist feit is. Zoniet zou ze zich veel minder - en dikwijls vruchteloze - inspanningen moeten veroorloven om de journalisten in het gareel te houden.

Fundamenteel gaan de eurocommunisten er van uit dat de burgerlijke instellingen, doorheen de strijd van arbeiders en democraten, potentiële instrumenten geworden zijn voor de overgang naar het socialisme. Instrumenten die zelf de inzet uitmaken van de betwisting tussen de klassen.

Welnu, heel deze dynamiek - hier uiteraard vluchtig en onvolledig geschetst - wordt door E. Mandel afgedaan als "slaafse volgzaamheid t.o.v de burgerlijke legaliteit, een poging om ‘botsingen te vermijden’, enz.". Hij houdt het bij het bekende schema van de verwerping van de bestaande staatsstructuren door het groeien - naast die structuren - van "verkozen arbeidersraden", die de macht zullen naar zich trekken om dan op die grote revolutionaire dag hun plaats in te nemen. In feite is deze stelling een uiting van machteloosheid, een aanvaarden van de feitelijke overmacht van rechts in de bestaande structuren, het uit de weg gaan van een levende realiteit voor het najagen van een levensvreemd en gescleroseerd schema. Ze leidt dan ook tot de meest aberrante voorstellen waarvan we het meest karakteristieke -door de auteur als hoofdtroef bestempelde - niet kunnen verzwijgen.

"Het is op echte "economische en financiële onderhandelingen van Brest-Litovsk" dat de arbeidersbeweging van Zuidwest-Europa zich moet voorbereiden. De hoofdtroef die we bij deze onderhandelingen in handen hebben, dat is de televisie (die Lenin en Trotski in 1918 ontbrak). De meest renderende investering - de eerste! - die de eerste Franse, Spaanse, Italiaanse of Portugese arbeidersregering zou moeten doen, is het bouwen van de machtigste uitzendtoren ter wereld met alle nodige relaisposten om alle avonden alle Duitse, Engelse, Nederlandse, Zweedse, Oostenrijkse, Deense familiehaarden te bereiken. Hij zou de miljoenen vakbondsleden in die landen voortdurend moeten bestoken met dezelfde vragen: zijn jullie het er mee eens dat men ons uithongert terwijl wij bezig zijn jullie programma, het programma van jullie organisaties te verwezenlijken? Gaan jullie akkoord om je werk en levenspeil op het spel te zetten tot meerdere glorie van het privé-bezit? Gaan jullie ermee akkoord om ons te verhinderen democratisch de weg naar een zelfbeheerde en vrije socialistische maatschappij te kiezen? Of verkiezen jullie dat we onze middelen samenbrengen om samen een wereld op te bouwen zonder werkloosheid en zonder honger, waarin de arbeiders eindelijk in de vrijheid meester over hun lot zijn? Wedden dat de kandidaat-Ludendorffs van 1978 of van 1981 snel op hun nagels zullen bijten, zoals de Ludendorff van 1918, nauwelijks zes maanden na het begin van de onderhandelingen van Brest-Litovsk op zijn nagels heeft moeten bijten". Zonder commentaar.

Zoals de verkiezingen van 17 december hebben aangetoond, is Mandel’s onrust over de teloorgang van het trotskisme t.o.v. de eurocommunistische strekking niet ongegrond.

Wanneer men wijze lessen in revolutionaire strategie wil verkopen aan Europa en de wereld, wanneer men de hoofdaandacht van de kritiek richt tegen de revolutionaire krachten waarmee de heersende klasse het ergst in de knoop zit, wanneer men zich aanmatigt goede en vooral slechte punten uit te delen van Chili tot de Sovjet-Unie, dan zou men moeten vermijden door de eigen arbeidersklasse belachelijk gemaakt te worden. Zoals Mandel te Luik met zijn 0,1 t.h.

Wij appreciëren het grote vakmanschap van professor Ernest Mandel, marxistisch economist. De grootste dienst die hij de arbeidersklasse kan bewijzen, is al zijn aandacht uitsluitend te besteden aan de economie.

Ernest Mandel, "Kritiek op het eurocommunisme", uitgave Fonds Leon Lesoil. 

 

Contact webmaster

Avec le soutien de la Formation Leon Lesoil, 20, rue Plantin, 1070 Bruxelles, Belgique