Portaal

Biografie
Werken
Over het leven en het werk van Mandel...
Debatten, interviews, ...
Multimedia
Contact
Mailinglist

Nu voor 12 euro!

Dubbele DVD:

Links
Castellano
Deutsch
English
Français

De strategie der overgangseisen

Ernest Mandel Afdrukken

3. Tweemaal vlucht naar voren

Als alternatieve oplossing voor de centrale taak van de tegenwoordige arbeidersbeweging, die daarin bestaat dat het oude fundamentele dualisme tussen in het systeem integreerbare directe eisen en van de dagelijkse strijd losgemaakt einddoel wordt overwonnen, worden thans door enkele socialisten twee strategieën verdedigd die afwijken van de hier verdedigde strategie van overgangseisen en die in dit verband becommentarieerd moeten worden.

De voornaamste zwakte van de strategie der ‘systeemoverwinnende hervormingen’ [4] bestaat in een niet begrijpen van het structurele karakter van de kapitalistische productiewijze, d.w.z. van de onveranderlijkheid der twee centrale, boven reeds aangehaalde zenuwcentra van deze maatschappijvorm: productieverhoudingen en staatsmacht (staatsapparaat).

Beide kunnen niet geleidelijk veranderd worden. Zij kunnen of verder functioneren of in een zware maatschappelijke crisis verlamd worden. Maar wanneer deze crisis niet tot hun afschaffing leidt zullen zij zich onvermijdelijk uit deze verlamming tot een hernieuwde ‘normalisatie’ omhoog werken.

Marx is bij zijn poging om zijn waardetheorie vereenvoudigend uiteen te zetten in de bekende brief aan Kugelmann ervan uitgegaan dat geen maatschappij zou kunnen blijven bestaan wanneer alle producenten zouden ophouden te werken. [5] Maar producenten werken niet op een willekeurige manier zij werken altijd onder een bepaalde productiewijze, onder specifieke productieverhoudingen.

Wanneer men zou beginnen met de bestaande productieverhoudingen te ontbinden zonder ze meteen door andere te vervangen dan zou dat eenvoudig betekenen dat de productie ophoudt te functioneren, dat de producenten ophouden te werken. Voor langere tijd is dit fysiek onmogelijk. Daar ieder begin van de ontbinding der bestaande productieverhoudingen de bestaande productiewijze onmachtig tot produceren maakt, d.w.z. tot de snelle ondergang van de productieve werkzaamheid voert, zijn er bij het inzetten van een zware maatschappelijke crisis maar twee mogelijkheden: of een snelle opheffing van de bestaande productiewijze en de invoering van een nieuwe, of een terugkeer tot de ‘genormaliseerde’ oude productieverhoudingen. Een ‘derde’ oplossing is er niet: dat is de les van alle revolutionaire crises in het Westen sinds de eerste wereldoorlog. [6]

De voorstanders van ‘stap voor stap veroveren van de macht’ begrijpen niet dit starre karakter van de productieverhoudingen in de inderdaad complexe totaliteit die de moderne burgerlijke klassenverhoudingen vertonen. Geloven dat men even goed het door de winst bepaald zijn van de investeringen kan ‘afschaffen’ als men stedelijke trambanen invoert, het lager onderwijs veralgemeent of (met verlies werkende) afzonderlijke takken van de industrie nationaliseert, betekent niet begrijpen dat onder zulke omstandigheden de investeringsactiviteit van de ondernemers volledig ophoudt en dat de hele kapitalistische economie tot stilstand komt. Dat is de concrete inhoud van de stelling dat het begin van de ontbinding der kapitalistische productieverhoudingen de kapitalistische productie onmachtig maakt te functioneren.

Wanneer de voorstanders van ‘systeemoverwinnende hervormingen’ hun gedachten tot het eind zouden doordenken dan zouden zij met de volgende alternatieven geconfronteerd worden: Of deze hervormingen worden door de kapitalistische firma’s ‘onder voor de arbeiders bijzonder gunstige krachtsverhoudingen’ zo goed en zo kwaad als het gaat geaccepteerd terwijl de kapitalistische economie verder functioneert (of zelfs floreert: zie Zweden). Dan zou het praktische bewijs geleverd zijn dat deze hervormingen wel humaan, liberaal vooruitstrevend maar niet ‘systeemoverwinnend’ zijn. Want een systeem dat verder functioneert, is nu eenmaal niet overwonnenen. Nog niemand heeft het kunststuk bestaan kapitalisten tot investeren te dwingen, een hoge graad van werkgelegenheid en technische vooruitgang te verzekeren terwijl tegelijkertijd de winstvoet tot 1 procent, 0,5 procent of zelfs tot 0 procent gedaald is.

Of de kapitalisten accepteren de ‘systeemoverwinnende hervormingen’ niet daar zij in feite de valorisatie van het kapitaal dreigen te ‘overwinnen’. Dan zullen op grote schaal kapitaalvlucht, investeringsstaking, massaontslagen, muntspeculaties, hollende inflatie, enz., gaan plaatsvinden, d.w.z. dan is feitelijk het ‘systeemoverwinnende’ karakter van de hervormingen bewezen doordat het systeem ophoudt te functioneren. Maar geen enkele moderne industriële natie kan lang blijven voortbestaan bij een wegkwijnende productie, snel toenemende werkloosheid, voortgaande verspilling van de reserves aan rijkdommen en stagnerende technische vooruitgang. De regering die begonnen was onder de ‘bijzonder gunstige krachtsverhoudingen’ deze feitelijk ‘systeemoverwinnende hervormingen’ in te voeren, zou dan voor de keus gesteld worden of zelf in de plaats van de ‘stakende kapitalisten’ te treden, resp. de arbeidersklasse in de plaats van deze kapitalisten te laten treden, d.w.z. de economie te socialiseren en het tot functioneren onbekwame kapitalistische economische systeem door een functionerend gesocialiseerd systeem te vervangen [7], of — om de kapitalisten te ‘overtuigen’ dat zij de economie weer laten functioneren — voor hen te capituleren, d.w.z. het ‘systeemoverwinnende’ karakter van haar hervormingen weer ongedaan te maken.

Wij weten dat het hier niet gaat om een zuiver theoretische constructie maar dat vele sociaal-democratische regeringen of regeringen onder sociaal-democratische leiding voor juist deze keuze stonden (zoals in 1919 in Duitsland, in 1936 in Frankrijk, in 1945 in Italië, in 1950 in Groot-Brittannië en in 1965 wederom in Groot-Brittannië) en wij weten evenzeer hoe zij zonder uitzondering gereageerd hebben. En wij weten ook dat het burgerlijke karakter van het staatsapparaat (ambtenaren van ministeries, hogere kringen van het centrale banksysteem, het repressieapparaat, allen ten nauwste met de heersende lagen van het grootkapitaal vervlochten, menigmaal zelfs in een personele unie) geen onbelangrijke rol speelt om de kameraden hervormers ervan te overtuigen dat de ‘ongemeen gunstige krachtsverhoudingen’ (bijvoorbeeld niet slechts 50,1 procent der kiezersstemmen, maar zelfs 52 procent of, wie weet, misschien zelfs 55 procent) bij nadere beschouwing helemaal niet zo gunstig zijn als ze wel schenen.

Wij noemden de strategie der ‘systeemoverwinnende hervormingen’ een strategie van de vlucht naar voren daar zij van de onrealistische vooronderstelling uitgaat dat men het socialisme om zo te zeggen ‘stad voor stad’, functie voor functie’ en ‘bedrijf voor bedrijf’ zou kunnen opbouwen zonder eerst de kapitalistische productieverhoudingen en de burgerlijke staat in hun totaliteit te hebben afgeschaft. Datzelfde karakter van een ‘vlucht naar voren’ heeft de tegenwoordig in Franse links-katholieke kringen verbreide theorie van een ‘onmiddellijke’ invoering van het ‘zelfbeheer’ in de bedrijven (van arbeiderszelfbeheer is daarbij weliswaar minder sprake) zonder opheffing van de kapitalistische productiewijze in haar totaliteit en het kapitalistische staatsapparaat dat haar verdedigt. [8] Dat daaruit in het beste geval zelfstandige productiecoöperaties voortkomen die gedwongen zijn om op een kapitalistische markt met kapitalistische bedrijven kapitalistische concurrentie te voeren en op straffe van hun eigen ondergang dan kapitalistische rationalisatie, kapitalistische versnelling van de lopende band, kapitalistische ‘kostenbesparing’ en kapitalistische ontslagen moeten invoeren — dat heeft Marx de goede Proudhon al meer dan 125 jaar geleden in het vooruitzicht gesteld en dat is sinds die tijd steeds weer bevestigd. Van een rechtstreeks maatschappelijk karakter van de arbeid en van een werkelijke associatie van alle producenten — deze beide hoofdvoorwaarden voor een feitelijke socialistische omvorming van economie en maatschappij volgens Marx — kan daarbij geen sprake zijn. Er heersen nog steeds vrije concurrentie en privé-arbeid, d.w.z. een veralgemeende warenproductie met hun verrukkelijk ‘humanistische’ motief: homo homini lupus — de mens is de mens een wolf.

Het karakter van een ‘vlucht naar voren’ heeft ook de door de Italiaanse spontaneïsten van de groep ‘Lotta Continua’ voorgestelde strategie om niet slechts ‘bedrijf voor bedrijf’ te veroveren maar ook om te weigeren huur en belasting te betalen, ertoe over te gaan grasvelden voor de kinderen te bezetten, enz. Precies als de linkse reformisten gaan deze kameraden uit van de illusie van een ‘stap-voor-stap’-vervanging van de burgerlijke maatschappij, d.w.z. van het niet-begrijpen van het structurele karakter der kapitalistische productieverhoudingen en van de burgerlijke staat.

Datzelfde karakter van ‘vlucht naar voren’ heeft de poging van de Italiaanse ‘Manifesto’-groep om de eisen van de communistische fase van de postkapitalistische ontwikkeling van maatschappij en economie, namelijk de opheffing van de arbeidsdeling tussen hand- en hoofdarbeid tot een centrale dagelijkse eis te bevorderen. [9] Waneer deze eis ernstig genomen wordt, en inderdaad tot een rechtstreeks strijdobject wordt gemaakt, dan leidt hij of tot zuivere utopie ( het is eenvoudig onmogelijk om van vandaag op morgen, zonder een daaraan voorafgaande omwenteling van het gehele school- en arbeidsysteem, bij de bestaande techniek, de arbeidsdeling volledig op te heffen direct na de socialistische revolutie, om van zulk een opheffing onder het kapitalisme in afzonderlijke bedrijven helemaal te zwijgen), of hij is eenvoudig ideologie, d.w.z. uiteindelijk volksbedrog (doordat, zoals in de Chinese bedrijven na de culturele revolutie, beheerders en technici ‘een dag in de week’ in de directe productie werken terwijl ‘handarbeiders zich met het beheer bezighouden’ is de arbeidsdeling niet alleen niet opgeheven maar bevestigd en verstevigd. Hoogstens wordt zij voor de producenten meer verhuld dan daarvoor. Maar zoals bekend geloven marxisten niet dat het mogelijk is maatschappelijke verschijnselen af te schaffen door ze ‘weg te denken’ terwijl zij in de boze wereld, waar de werkelijkheid hard aankomt, mooi netjes blijven voortbestaan.

Heeft hij daarentegen slechts een propagandistisch-opvoedend karakter dan valt hem een zeker nut niet te ontzeggen daar hij de openbare mening (en in de eerste plaats de arbeidersklasse) opmerkzaam maakt op de reusachtig emanciperende potenties die in de huidige stand van ontwikkeling der productiekrachten verborgen liggen. Maar het aldus ontwakende bewustzijn, de aldus ontwakende behoefte lossen het boven geformuleerde centrale probleem van de subjectieve factor op zichzelf niet op. Het kan hoogstens tot deze oplossing bijdragen wanneer het in een program van overgangseisen opgenomen is, d.w.z. uitgaat van het totale complex van de economische en maatschappelijke problemen die de arbeidende massa’s bezighouden en daarom deze massa’s niet alleen wakker schudt maar periodiek ook grote stukken massale strijd moet verwekken. Maar juist zulk een complex en samenhangend program van overgangsoplossingen ontbreekt aan de programmatische verklaring van de Italiaanse ‘Manifesto’-groep. Wordt onder zulke omstandigheden de leuze: ‘het communisme-nú’ propagandistisch opvoedend toegepast (en op deze leuze loopt uiteindelijk de eis van de opheffing van het verschil tussen hand- en hoofdarbeid uit) dan laat zij de centrale taak onopgelost want dan is zij op geen enkele manier aanleiding tot massa-acties van de arbeiders die het systeem doen springen. Door deze leuze zal het nooit tot een algemene staking, nooit tot de vorming van arbeidersraden in één land (om van een continent maar te zwijgen), nooit tot de verovering van de politieke macht, nooit tot de omvorming van kapitalistische in gesocialiseerde productieverhoudingen komen.


[4] Wij refereren aan de argumentaties zoals ze door theoretici in schriftelijke vorm aanwezig zijn (bv. Gilles Martinet, La conquête des pouvoirs, Parijs 1968; Serge Mallet, La nouvelle classe ouvrière, in Revue internationale du socialisme, nr. 8, maart/april 1965; zo ook André Gorz, Zur Strategie der Arbeiterbewegung im Neokapitalismus, Frankfurt 1968, de opstellen van Trentin en van de Italiaanse ‘reformkommunisten’ zoals Amendola, enz. ).

[5] Brief van Karl Marx aan Ludwig Kugelmann van 11 juli 1868, MEW, bd. 32, p. 552, Berlijn 1965.

[6] Dit geldt vanzelfsprekend niet voor de landen van de zogenoemde ‘derde wereld’, omdat daar de revolutionaire crisis ook na een nederlaag van de massa’s kan voortduren, juist door het onvermogen om ‘normale’ kapitalistische productieverhoudingen te herstellen. Resp. in te voeren.

[7] Wij zeggen gesocialiseerd en niet socialistisch omdat voor ons het socialisme niet slechts een vermaatschappelijking van de productiemiddelen als voorafgaande voorwaarde heeft, maar ook een ontwikkelingsgraad van de productiekrachten die een afsterven van de waren- en geldhuishouding mogelijk maakt. Wat wij onmiddellijk na de machtsverovering door de arbeidersklasse en na de vermaatschappelijking der productiemiddelen hebben is niet een socialistische maatschappij maar een overgangsmaatschappij tussen kapitalisme en socialisme. Een socialistische — d.w.z. inderdaad klassenloze — maatschappij bestaat nog nergens op de wereld.

[8] Zie in dit verband het zojuist verschenen werk van Daniel Chauvery, L'Auto-Gestion, Parijs 1970 — In de Duitse Bondsrepubliek worden soortgelijke gedachten o. a. ook door syndicalisten als Gunther Hillmann geuit (zie zijn Inleiding bij de bloemlezing De bevrijding van de arbeid, Reinbek bij Hamburg, 1970).

[9] Zie het in het Duits bij het Merve-Verlag, Berlijn, 1971, verschenen platform van de ‘Manifesto’-groep.

 

Contact webmaster

Avec le soutien de la Formation Leon Lesoil, 20, rue Plantin, 1070 Bruxelles, Belgique