Portaal

Biografie
Werken
Over het leven en het werk van Mandel...
Debatten, interviews, ...
Multimedia
Contact
Mailinglist

Nu voor 12 euro!

Dubbele DVD:

Links
Castellano
Deutsch
English
Français

De strategie der overgangseisen

Ernest Mandel Afdrukken

5. Noch economisme noch voluntarisme

Onder deze omstandigheden komt onder de geradicaliseerde intelligentsia van het Westen opnieuw de discussie op die in de na-kapitalistische maatschappijen van het Oosten een gewichtige rol gespeeld heeft: de vraag naar de specifiek-oorzakelijke samenhangen en wisselwerkingen van de keten ‘productieverhoudingen-productiekrachten-bewustzijn’.

Voor de één is de factor ‘productiekrachten’ beslissend, Roger Garaudy vertegenwoordigt de ‘optimistischer’ variant van deze opvatting, Herbert Marcuse de pessimistischer. De eerste gelooft aan een meer of minder ‘automatische’ omvorming van de productieverhoudingen in de functie van veranderde productiekrachten (‘technisch-wetenschappelijke revolutie’); de ander gelooft aan de onvermijdelijke verslaving van de arbeiders (eigenlijk van de mens, met uitzondering van een marginale minderheid) tengevolge van een bepaalde vorm der machinerie en van het economische ‘automatisme’ (in de dubbele betekenis van het woord). [13] Het bewustzijn verschijnt bij beiden als meer of minder rechtstreeks door de productieverhoudingen bepaald, bij Garaudy in die zin dat zich de ‘in de schoot van de oude maatschappelijke orde ontplooiende nieuwe productiekrachten’ meer of minder automatisch het bij hen passende bewustzijn scheppen, bij Marcuse in die zin dat het bewustzijn er meer of minder toe veroordeeld is door de oude productieverhoudingen gemanipuleerd, geïntegreerd en ontbonden te worden.

Weer anderen (vooral de zgn. spontaneïsten en een deel van de maoïsten) autonomiseren juist onder de verhoudingen van de derde technologische revolutie de factor bewustzijn op bijna absolute wijze. Daar de tegenstelling tussen productiekrachten en productieverhoudingen zich op ongehoorde wijze verscherpt heeft, zo argumenteren zij, is voor het revolutionaire initiatief, voor de revolutionaire wil praktisch alles mogelijk. Men kan op onverschillig welk punt — bv. bij de vrije ruimten, bijv. door consumptieweigering, bijv. door een individueel ‘zich uitleven in collectieve blijdschap’ — het systeem uit zijn voegen lichten. Is bij de hippies deze houding nog onschadelijk, want zonder uitwerking op de totale maatschappij, ze wordt direct schadelijk waar ze de poging onderneemt om systeem-opblazende vormen van arbeidersstrijd en arbeidersorganisatie met voluntaristische formules te verhinderen. ‘Weg met de afgevaardigden, laat ons allen afgevaardigden zijn’ riepen de Italiaanse spontaneïsten op het hoogtepunt van de stakingsgolf. Het enige gevolg was natuurlijk niet dat alle arbeiders permanent als ‘afgevaardigden’ handelden, dat kunnen zij onder kapitalistische productieverhoudingen eenvoudig niet. Het gevolg was dat de vakbondsbureaucratie, de traditionele partijen, de ondernemers en het staatsapparaat de toestand veel gemakkelijker en vlugger konden ‘normaliseren’ dan daar waar de arbeiders in staat geweest waren permanente bestrijdingsorganen (d.w.z. in de kiem: organen der dubbelheerschappij) op te richten.

In beide richtingen steekt een deel waarheid, dat wil echter zeggen dat zij beide volledig ongelijk hebben daar zij twee aspecten van één geheel vormende werkelijkheid willekeurig uiteenscheuren en derhalve slechts een misvormd beeld van deze werkelijkheid leveren.

Het klopt dat bij de zich gestadig uitbreidende spanning tussen groeiende productiekrachten en bevroren productieverhoudingen deze laatste hoe langer hoe meer ondergraven worden en zich in één klap — zoals in de Franse mei — in al haar murwheid kunnen tonen. Om zo te zeggen ‘met één klap’, ‘uit een heldere hemel’ toonden 10 miljoen Franse arbeiders, doordat zij spontaan de bedrijven bezetten, hun objectieve tendentie de kapitalistische ondernemer, d.w.z. de kapitalistische productieverhoudingen uit te schakelen. Maar ondernemers, het privé-eigendom van de productiemiddelen, het warenkarakter van de arbeidskracht, de veralgemeende markteconomie, de commandomacht van het kapitaal over de arbeid: al deze kenmerken van de kapitalistische productieverhoudingen verdwijnen noch automatisch noch vanzelf. Men moet ze afschaffen, d.w.z. door andere productieverhoudingen vervangen, d.w.z. door een sociale revolutie verwerkelijken en aan de burgerlijke klasse de staatsmacht ontrukken. Gebeurt dit niet dan keert na enige tijd — ondanks de technisch-wetenschappelijke revolutie, ondanks de groeiende tegenstelling tussen productiekrachten en productieverhoudingen — alles weer in de oude tredmolen terug.

De bewuste daad, de bewust geleide en geplande ‘kwalitatieve sprong’ op het hoogtepunt van de veralgemeende massa-actie is dus niet alleen onontbeerlijk maar beslissend. Blijft deze daad uit dan worden ook de ‘gunstigste objectieve voorwaarden’ verknoeid. Op dit punt hebben de voluntaristen en de subjectivisten geheel en al gelijk en kunnen zij talrijke kroongetuigen citeren. [14] De lapidaire (‘in steen gehouwen’) stelling van de Cubanen ‘Het is de plicht van alle revolutionairen, revolutie te maken.’ blijft ook heden het einde van alle wijsheid. Alleen onverbeterlijke fatalisten kunnen geloven dat de ‘woelarbeid van de objectieve ontwikkeling’ op de duur revolutionaire initiatieven volledig kan vervangen.

Het gaat er alleen om vast te stellen welke daad door wie en wanneer een succesvolle sociale revolutie in een hoogontwikkeld industrieland mogelijk maakt. Al degenen die deze taak aan enkele willekeurige randgroepen toedenken vergeten dat deze randgroepen niet de objectieve macht bezitten om de kapitalistische productieverhoudingen op te heffen. Terwijl de goede anarchisten en hun nakomelingen, de hippies van iedere soort, ‘in plaats van op de revolutie te wachten haar iedere dag voor zichzelf verwezenlijken’ schaffen zij de kapitalistische productieverhoudingen in geen enkel opzicht af. Ook een miljoen hippies die zich ‘uit de consumptiemaatschappij’ in de subcultuur terugtrekken hebben het doel, ertoe te komen dat de arbeiders niet meer gedwongen zijn om hun arbeidskracht te verkopen, geen millimeter naderbij gebracht. Zij hebben hoogstens een ‘nevenmaatschappij’ gevormd, zogezegd in de poriën van de bestaande, niet opgeheven kapitalistische uitbuiting, een nevenmaatschappij die bovendien voor het grootste deel van de afvalproducten dezer uitbuiting leeft. Niet op de bevrijding van enkelingen komt het aan, maar op de bevrijding van allen. De emancipatie van het maatschappelijke individu kan nu eenmaal slechts de emancipatie van alle maatschappelijke betrekkingen zijn, niet de terugtocht uit de maatschappij.

Daarom zijn alle experimenten om de emancipatie bij de randgroepen te laten beginnen voor dit doel steriel, hoe sympathiek ze ook zijn mogen (het vermogen van de studenten en van de revolutionaire intelligentsia om bij revolutionaire crises de rol van lont te spelen komt juist voort uit het feit dat deze maatschappelijke groep in het voetspoor van de derde technologische revolutie, in het kader van het laatkapitalisme de neiging heeft haar karakter als randgroep te verliezen. Slechts die maatschappelijke klasse die in staat is om ten eerste de kapitalistische productieverhoudingen daadwerkelijk op te heffen en ten tweede om ze in het productieproces en het economische leven te vervangen door progressievere productieverhoudingen, kan het beslissende revolutionaire subject van de noodzakelijke bevrijdingsbeweging, van de noodzakelijke sociale revolutie vormen. Deze maatschappelijke klasse is meer dan ooit het moderne proletariaat. Buiten het eigenlijke arbeidsproces kan het fundamentele euvel van de moderne maatschappij — de vervreemde arbeid — niet worden opgeheven.

Slechts dat revolutionaire initiatief, slechts dat ‘activisme’, slechts dat ‘voluntarisme’ is daarom vanuit het standpunt van de val der kapitalistische productiewijze werkelijk productief dat direct of indirect het zelfbewustzijn van het proletariaat — zijn zelfopvoeding tot het vermogen om de maatschappij daadwerkelijk om te vormen — bevordert. Daarmee zijn we weer bij onze uitgangspunten aangeland: de centrale taak van revolutionaire marxisten in de imperialistische landen bestaat erin om door opvoeding, propaganda, agitatie en strijdervaring steeds bredere lagen van de arbeidersklasse ertoe te brengen om voor zulke eisen te strijden (massastakingen, algemene stakingen, algemene stakingen met fabrieksbezettingen te ontplooien) die niet meer in een normaal functionerende kapitalistische productiewijze kunnen worden geïntegreerd. Slechts zo kan in een industrieel hoogontwikkeld kapitalistisch land bij één van de volgende onvermijdelijke golven van massale strijd een sociale revolutie daadwerkelijk op de dagorder worden gesteld.


[13] Marcuse, Der Eindimensionale Mensch, Neuwied en Berlijn 1967; Roger Garaudy, Le grand tournant du socialisme, in het Duits: Die grosse Wende des Sozialismus, Wenen — Zürich — München, 1970. Ned. vertaling: De ééndimensionale mens Hilversum, Brandt 1968

[14] Zie Marx commentaar over de plicht van iedere revolutie tot het offensief in Burgeroorlog in Frankrijk; Lenins beroemde passage over de ‘kunst van de opstand’; Rosa Luxemburgs slot van haar opstel over de Russische Revolutie (In deze laatste periode, waarin wij voor de beslissende eindstrijd in de hele wereld staan, was en is het belangrijkste probleem van het socialisme zonder meer de brandende vraag van deze tijd: niet dit of dat detailvraagstuk van de tactiek maar het vermogen tot actie van het proletariaat, de daadkracht van de massa’s, de wil tot macht van het socialisme als zodanig. In dit verband waren Lenin en Trotski met hun vrienden de eersten die het wereldproletariaat het voorbeeld hebben gegeven, zij zijn tot op heden nog steeds de enigen die met Hutten zouden kunnen uitroepen: Ik heb het gewaagd. (Trotski’s Lessen van Oktober, enz.).

 

Contact webmaster

Avec le soutien de la Formation Leon Lesoil, 20, rue Plantin, 1070 Bruxelles, Belgique