Portaal

Biografie
Werken
Over het leven en het werk van Mandel...
Debatten, interviews, ...
Multimedia
Contact
Mailinglist

Nu voor 12 euro!

Dubbele DVD:

Links
Castellano
Deutsch
English
Français

Trotski: zijn bijdrage tot het marxisme

Ernest Mandel Afdrukken
3. De wereldrevolutie

Op grond van een unieke correlatie van economische, sociale en politieke krachten meende Trotski dat het proletariaat van betrekkelijk achtergebleven landen in staat zou kunnen zijn de macht te veroveren voor het proletariaat van de meest ontwikkelde landen en eer de burgerij in die relatief achtergebleven landen de volledige staatsmacht had uitgeoefend. Omwille van diezelfde redenen van betrekkelijke achtergeblevenheid kon het zegevierende proletariaat in die landen niet op eigen, beperkte krachten een volledig ontwikkelde socialistische (d.w.z. klassenloze) maatschappij opbouwen. Het had de historische kans een concreet proces van wereldrevolutie op gang te brengen; de socialistische revolutie uit te breiden tot industrieel meer ontwikkelde landen die, samen met de aanvankelijk zegevierende revoluties, de noodzakelijke economische en sociale middelen zouden bezitten om een beslissende doorbraak te maken naar een socialistische maatschappij.

Met andere woorden, het was eenzijdig, mechanistisch en daarom tenminste gedeeltelijk verkeerd de vraag te stellen zoals traditionele marxisten hadden gedaan: “Is Rusland rijp voor het socialisme?” De juiste benadering was te onderzoeken of de wereld rijp was voor het socialisme en hoe de concrete en tegenstrijdige wijze waarop Rusland in die wereld was ingeschakeld zowel op internationaal als op binnenlands vlak een specifieke revolutionaire dynamiek losmaakte.

Op deze wijze wordt de tegenspraak die schijnbaar aanwezig is in de twee eerste stappen van de argumentatie — waarom de macht te veroveren indien dat je niet toelaat je historische doel te realiseren — dialectisch opgelost.

In tegenstelling tot een slechts langzaam verdwijnende legende was deze fundamentele benadering geenszins “trotskistisch”. Zij werd in zeer grote mate gedeeld door alle linkse marxisten voor, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Parvus had, binnen de grenzen van zijn opvatting van een sociaal-democratische regering in Rusland, dezelfde gedachte op nauwkeuriger wijze verwoord dan Trotski ooit deed. Rosa Luxemburg deelde deze benadering grotendeels gedurende de periode 1905-1914 en heeft haar openlijker gesteund tussen 1917 en 1918; Lenin en de leidende bolsjewieken waren nog duidelijker na 1914 en in het bijzonder na 1917. Het volstaat te verwijzen naar Lenins in 1917 geschreven artikel Zullen de bolsjewieken de macht behouden en het artikel van Boekarin, Van de omverwerping van het tsarisme naar omverwerping van de burgerij, dat geschreven werd in 1918. Zelfs Kautsky en Mehring hebben zich, tenminste onder de druk van het algemene enthousiasme dat de Russische revolutie van 1905 had ontketend, op een gelijkaardige, zij het niet identieke wijze geuit. Alleen het geweldige verval van de traditionele marxistische cultuur — een proces dat verbonden was met het reformisme, het stalinisme, decennia van nederlagen en verval van de arbeidersbeweging — zou deze vanzelfsprekende stellingen uit het bewustzijn van ontwikkelde arbeiders wissen en ze doen verschijnen als het “point d'honneur” van een “sectaire” stroming, die het “trotskisme” werd genoemd. Evenmin heeft Trotski ooit het concept van wereldrevolutie geïdentificeerd met een enkele, alles omverwerpende gebeurtenis — een “gelijktijdige revolutie” in alle of tenminste de grootste landen van de wereld. Integendeel, de wereldrevolutie was voor hem een bij u stek concreet proces, dat ontstond uit de innerlijke tegenstrijdigheid van het wereldkapitalisme (zowel het imperialistische systeem als burgerlijke maatschappij als zodanig) maar dan wel een wereldkapitalisme dat gestructureerd was in specifieke staten, met specifieke staatsmachten die de arbeidersklasse en haar bondgenoten moest omverwerpen.

Terwijl Trotski inzag dat de tegenstrijdigheid tussen de stand van de productiekrachten en het overleven van de burgerlijke natiestaat (of van preburgerlijke staten die explosieve nationale kwesties insluiten) een van de voornaamste tegenstrijdigheden van het kapitalisme dat in verval was, vermeed hij terecht de conclusie dat de bestaande natiestaten in toenemende mate irrelevant waren als het kader van sociale politieke strijd. Integendeel, de logische conclusie was dat opeenvolgende crisissen tot ontwikkeling zouden komen in een reeks nationale staten, wat de kansen van het proletariaat en zijn revolutionaire voorhoede op de overwinning zou vergroten. Op deze wijze zou de wereldrevolutie concreet vorderen: “(...) de internationale revolutie (...) een ketting — bovendien geen doorlopende — van nationale revoluties, die elk afzonderlijk de andere voeden met hun successen en om hun beurt lijden onder hun mislukkingen.”

Trotski’s concept van wereldrevolutie als een concreet proces — dat in grote mate was opgenomen in de programmatische documenten van de vier eerste congressen van de Communistische Internationale (en dat men wellicht met meer recht het Lenin-Trotski-concept zou kunnen noemen, vermits Lenin talloze bijdragen leverde, terwijl Trotski de historische verdienste heeft het voor de eerste maal te hebben geformuleerd) is het kernstuk van verschillende stromingen van theoretische analyse, die overeenstemmen met de werkelijke transformaties die het wereldkapitalisme heeft ondergaan sinds de periode van 1905 of op zijn minst sinds de Eerste Wereldoorlog. Deze notie van wereldrevolutie wordt vanzelfsprekend gesteund door het concept van de wereldeconomie en de klassenstrijd als een totaliteit die onderworpen is aan een ongelijke maar gecombineerde ontwikkeling. Ofschoon Trotski zelf nooit een gedetailleerde theorie van het imperialisme heeft uitgewerkt, aangezien hij in sterke mate beïnvloed was door Parvus’ economische studies rond de eeuwwisseling, heeft hij standvastig dit concept verdedigd van 1905 tot het einde van zijn leven. Het is op meesterlijke wijze uitgewerkt in zijn uit 1928 daterende Kritiek op het Komintern-Programma en het is moeilijk voorstelbaar dat iemand vandaag de geldigheid ervan zou kunnen betwisten. Men zou kunnen zeggen dat, met als mogelijke uitzondering Marx’ concept van het economisch bepaald-zijn van klassenstrijd en politieke strijd, er nauwelijks een vernieuwende gedachte van niet-burgerlijke oorsprong is geweest die na een halve eeuw in zo brede kringen ingang heeft gevonden als deze fundamentele gedachte van Trotski — ofschoon, het weze terloops vermeld, de auteursrechten meestal niet erkend worden.

Elke radicale verstoring van het tijdelijke evenwicht in een deel van het systeem — het evenwicht der klassen binnen het land, het evenwicht tussen de ontwikkeling van de productiekrachten en die van de markt, het evenwicht tussen kapitaalaccumulatie en de meerwaardemassa of, op een ander vlak, het evenwicht tussen de massabeweging en het conservatieve bureaucratische apparaat dat deze normalerwijze kanaliseert en controleert — elke radicale verstoring van een van deze elementen zal overal elders in het systeem een weerslag hebben. Het zal schokgolven veroorzaken, die het revolutionaire proces in een onvoorzien aantal landen kunnen versnellen.

Recente, treffende voorbeelden van dit proces, om er slechts twee te noemen, zijn: a) de interactie tussen de nationale bevrijdingsstrijd in Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, de omverwerping van de Portugese dictatuur, de verovering van de onafhankelijkheid door de vroegere Portugese kolonies, het overslaan van de Angolese en Mozambicaanse bevrijdingsstrijd naar Zimbabwe, en de uitbreiding van de Portugese strijd naar Spanje; b) de impact van de veralgemeende economische recessie van 1974-1975 op de versnelling van het revolutionaire proces in Iran. Een dergelijke benadering staat verre van een simplistische veralgemening. Zij houdt in dat er nood is aan een gedetailleerde analyse van de wereldeconomie en haar schommelingen; de wijze waarop elk afzonderlijk kapitalistisch land ermee verbonden en erin geïntegreerd is; de differentiële impact van deze schommelingen, precies in functie van het specifieke karakter van het land; de historisch gegroeide krachtsverhouding tussen kapitaal en arbeid (en andere sociale krachten) in elk land; de factoren die meespelen in een plotse omwenteling in die verhouding; de specifieke vormen van politiek leven en strijd in elk van deze landen in een bepaalde fase van de historische ontwikkeling — vormen die in functie staan van alle bovenvermelde factoren; de specifieke vorm van de nationale arbeidersbeweging, haar samenstellende delen, hun dynamiek en verhouding tot de internationale klassenstrijd, en zo verder. Trotski zelf heeft een dergelijke analyse op meesterlijke wijze toegepast op een aantal specifieke landen: de meest opmerkelijke voorbeelden zijn tsaristisch Rusland, Groot-Brittannië in het midden van de twintiger jaren, Duitsland op het einde van de twintiger en het begin van de dertiger jaren, Frankrijk en Spanje in het midden van de jaren dertig. Zelfs kortere bijdragen, zoals die welke verwijzen naar de Verenigde Staten in de jaren dertig, blijven treffend door hun breedheid van visie, hun combinatie van het abstracte en het concrete, het algemene en het bijzondere, het historische en het conjuncturele, en door hun beheersing van het verleden en aanvoelen van de toekomst.

Dit concept van de kapitalistische wereld als een organische maar gestructureerde totaliteit is nauw verbonden met het concept van haar historisch verval, dat inzette met de Eerste Wereldoorlog. Zeer algemeen zouden wij dit concept kunnen samenvatten in volgend globaal, historisch perspectief: sinds de Eerste Wereldoorlog zijn de beschavende (progressieve) functies van de kapitalistische productiewijze geweken voor haar barbaarse, regressieve tendensen; en periodiek slaan de productieve krachten die het vrijmaakte om in destructieve krachten met een steeds angstwekkender macht en verschrikkelijkere implicaties. Twee wereldoorlogen, het fascisme en de nucleaire dreiging zijn de synthese van die omkering van de historische tendens.

In het bijzonder de Eerste Wereldoorlog werd opgevat als een scheidingslijn — niet alleen door Trotski en Luxemburg, maar ook door Lenin en alle linkse socialisten (internationalisten) uit die tijd. Vandaag moet hun oordeel meer dan ooit als juist worden beschouwd. Wij volstaan ermee een aspect van die historische teruggang aan te stippen. Ongetwijfeld werden tijdens de 19de-eeuwse koloniale veroveringen een reeks afschuwelijke misdaden begaan, om maar te zwijgen over de systematische uitroeiing van de Noord-Amerikaanse, Argentijnse en andere Indianen; en de bewapeningstoename dateert ongetwijfeld van voor de Eerste Wereldoorlog (sterker nog, de oorlog zou onmogelijk geweest zijn zonder die toename). Het lijkt echter duidelijk dat de Eerste Wereldoorlog in dit opzicht een beslissende kwalitatieve verandering heeft aangegeven. De escalatie van geweld, militarisatie van de maatschappij, beperking van individuele vrijheid, met de oorlog verbonden chauvinisme en racisme hebben in de ganse wereld een aantal negatieve trends, die in de burgerlijke maatschappij aanwezig waren sinds haar ontstaan, op een kwalitatief hoger vlak verspreid. En de wereld heeft er sindsdien steeds mee geleefd. In deze zin ligt de onmiddellijke oorsprong van alle rampen die de mensheid sindsdien hebben getroffen — Hitler, Stalin, Auschwitz, Hiroshima, de permanente bewapeningswedloop, de dreiging van nucleaire vernietiging — in de Eerste Wereldoorlog, terwijl hun diepere wortels verband houden met de aard zelf van de kapitalistische expansie en concurrentie.

Onder de internationalisten die dit keerpunt duidelijk bemerkten en de imperialistische oorlog vanaf de allereerste dag aanklaagden, was Trotski een van de meest markante figuren: hij was degene die het beroemde Manifest van de conferentie van Zimmerwald opstelde, de eerste internationale bijeenkomst van socialisten die tegen de oorlog waren gekant. Hun hevige aanvallen tegen de “sociaalpatriotten” — de socialisten die de zijde van de oorlogsvoorstanders kozen onder het voorwendsel van de “nationale verdediging"- waren bijzonder gemotiveerd door het feit dat elk verbond van de arbeidersbeweging met de meest extreme vormen van kapitalistisch verval elke hoop op een positieve uitslag van de wereldcrisis de bodem zou inslaan. Op de vooravond van de oorlog had zelfs de betrekkelijk gematigde socialist Jean Jaurès in zijn beroemde toespraken op het Bazelse Congres van de Socialistische Internationale duidelijk verklaard dat indien de kapitalisten de mensheid op misdadige wijze in zulk een slachtpartij stortten, waardoor miljoenen mensenlevens en de materiële en morele resultaten van tientallen jaren beschaving zouden vernietigd worden, de arbeidersbeweging tot taak had de ontevredenheid en de verontwaardiging, die de oorlog vroeg of laat zou veroorzaken, om te zetten in een machtige hefboom voor de revolutionaire omverwerping van het kapitalisme. Lenin vatte later dezelfde benadering samen in zijn beroemde formule: “Verander de imperialistische oorlog in een burgeroorlog” (voor de verovering van de macht door de arbeidersklasse). Het hartstochtelijk verzet tegen de imperialistische (en koloniale) oorlogen als onzegbare misdaden jegens de mensheid was voor de revolutionaire marxisten geen reden om hen niet tezelfdertijd te beschouwen als extreme uitingen van de crisis van het kapitalisme, die tot een wereldrevolutie konden leiden [1].

Het concept van een tijdvak van historisch verval van de kapitalistische productiewijze valt hier noodzakelijkerwijze samen met dat van een absoluut verval van de productiekrachten (d.w.z. van de materiële productie, met inbegrip van de numerieke omvang en de vaardigheden van de arbeidersklasse). Dit was evenmin het geval toen de feodale productiewijze haar historisch verval doormaakte. Trotski was echter niet altijd duidelijk in deze aangelegenheid — zeker niet in de beroemde passage in het Overgangsprogramma van 1938, die precies het tegendeel zegt. Men kan deze passage eerder beschouwen als een beschrijving van wat werkelijk gebeurde tussen 1914 en 1939 — toen dat verval een onloochenbaar feit was — dan als een voorspelling op lange termijn voor de toekomst [2]. In zijn diepgaander historische analyses, inzonderheid in zijn Rapporten aan het Derde Congres van de Komintern in 1921 en zijn Kritiek op het programma van de Komintern in 1928, zet Trotski zijn positie op een meer afgeronde en correcte wijze uiteen [3]. Dit belangrijke theoretisch probleem houdt een aantal essentiële implicaties in. Want indien er een rechtlijnig, absoluut verval van materiële en menselijke productiekrachten was geweest dat begon vanaf de Eerste Wereldoorlog en voor onbepaalde tijd aanhield, zouden de kansen van de wereldrevolutie en het wereldsocialisme steeds ongunstiger zijn geworden nadat de eerste belangrijke veldslagen waren verloren, en de noodzakelijke voorwaarden voor het wereldsocialisme zouden constant verslechterd zijn. Gelukkig heeft de geschiedenis aangetoond dat het tegendeel het geval was [4]. En Trotski zelf zou niet onwillig geweest zijn dat verdikt van de geschiedenis te aanvaarden.

Het concept van de wereldrevolutie als concreet proces is erg verbonden met dat van een betrekkelijk autonome cyclus van klassenstrijd [5] — m.a.w. de geleidelijke opbouw van krachtsverhoudingen, militantisme, zelfvertrouwen en klassenbewustzijn van de arbeidersklasse, leidend tot geweldige uitbarstingen zoals politieke massastakingen, algemene stakingen of zelfs opstanden, tot revolutionaire crisissen in de echte zin van het woord. Hier krijgen we nogmaals een indrukwekkend bevestiging van de creatieve wijze, waarop de marxistische theorie werd ontwikkeld door de grote marxisten van de twintigste eeuw.

Marx zelf had de proletarische revolutie steeds strikt verbonden met de economische crisissen van overproductie. Terwijl deze correlatie rechtstreeks geldig was in het tijdvak van het pre-imperialistische kapitalisme, werd de juiste verhouding veel complexer onder het imperialisme en in het tijdvak van het kapitalistische verval. Zelfs dan kan men echter niet ontkennen dat er een zekere correlatie bestaat tussen de economische cyclus en de cyclus van de klassenstrijd zonder in feite te breken met het marxisme. Bij het identificeren van deze verhouding is het absoluut onontbeerlijk dat men een gedetailleerde analyse maakt van de opeenvolgende opstanden en teruggangen van de twintigste-eeuwse klassenstrijd in de belangrijkste sectoren van de internationale arbeidersklasse. Trotski heeft die analyse nooit gesystematiseerd; sleutelelementen ervan zijn echter aanwezig in de meeste van zijn conjuncturele geschriften over de klassenstrijd in Rusland, Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Spanje, China en andere landen.

Evenzo vinden wij ook in het concept van de relatieve autonomie van de cyclus van de klassenstrijd een nieuw voorbeeld van Trotski’s beslissende breuk met elke vorm van mechanistisch economisch determinisme. Hij verwierp de notie dat hoe erger de situatie van de arbeidersklasse (hoe lager de levensstandaard, hoe groter haar ellende), hoe groter de kansen van de wereldrevolutie zijn. Hij viel dan ook scherp de ultralinkse dwalingen van de Komintern aan, zowel in 1920-1 als in 1929-34. Verder onderlijnde hij dat oplevingen van klassenstrijd in het algemeen samenvallen met plotse veranderingen in het economische klimaat (de overgang van crisis naar relance, of van boom naar crisis) eerder dan met fasen van acute crisis en werkloosheid. De reden ligt voor de hand. Massale werkloosheid verzwakt de arbeidersklasse, tenminste vanuit het oogpunt van haar op de economische situatie gebaseerde vermogen tot mobilisatie. Slechts omstandigheden van extreme politieke radicalisering en spanning, extreme verzwakking van de macht van de kapitalistische klasse en de aanwezigheid van een sterke revolutionaire massapartij (zoals het geval was in Duitsland in 1923, waarschijnlijk het enige voorbeeld in die aard totnogtoe), kunnen toenemende kansen voor de revolutie samenvallen met massale werkloosheid.

Het concept van een betrekkelijke autonomie van de cyclus van de klassenstrijd is via een aantal tussenschakels verbonden met het concept van de concrete ontwikkeling van het proces van revolutie op wereldschaal. Op de eerste plaats impliceert het dat, zelfs in het tijdperk van het kapitalistische verval, revolutie niet permanent mogelijk is in elk kapitalistisch land. Integendeel, dergelijke voorwaarden doen zich slechts periodiek voor: alleen wanneer een algemene crisis van de burgerlijke maatschappij en een toenemende crisis van de burgerlijke staat (van het vermogen van de burgerij tot heersen) samenvallen met een toenemende radicalisatie en veralgemening van de arbeidersstrijd en een snelle stijging van het bewustzijn der arbeidersklasse.

De vraag of dit werkelijk gebeurt in een bepaald land dient niet door speculatie maar door concrete analyse van de concrete situatie beantwoord te worden. In navolging van Lenin begreep Trotski onder de krachten die revolutionaire crisissen uitlokken uiteenlopende fenomenen als economische moeilijkheden, monetaire crisissen, koloniale oorlogen, massale weerstand tegen oorlogen of oorlogsvoorbereiding en zelfs, in bepaalde omstandigheden, verkiezingsuitslagen.

Het concept van het periodieke karakter van revolutionaire crisissen impliceert echter ook de notie van hun betrekkelijk korte duur; vandaar de beslissende rol van het initiatief van de revolutionaire partij om een einde te stellen aan deze fase van acute polarisering van antagonistische klassenkrachten door een overwinning van de revolutie; vandaar ook de mogelijkheid van de andere uitslag, d.w.z. een, zij het slechts tijdelijke, stabilisatie van de kapitalistische orde. Trotski heeft deze gedachte in het bijzonder uitgewerkt in zijn Lessen van oktober en het tweede volume van zijn meesterlijke Geschiedenis van de Russische revolutie. Zij loopt echter als een rode draad doorheen zijn analyses van de concrete oplevingen van klassenstrijd in specifieke landen. Hiermee is in Trotski’s geest de gedachte verbonden dat het alleen in uitzonderlijke omstandigheden voor de arbeidersklasse in haar totaliteit of in haar quasi-totaliteit mogelijk is haar innerlijke heterogeniteit te overwinnen. Dit impliceert dat verschillende lagen van het proletariaat op verschillende ogenblikken deel gaan nemen aan de strijd of er afstand van nemen, dat zij strijden met een verschillende intensiteit en voor een verschillende tijdspanne. Het is duidelijk dat al deze sociaal-psychologische factoren grote hindernissen opwerpen voor een aanval op de burgerlijke orde.

Hier krijgen we nogmaals een bevestiging van de wet van ongelijke en gecombineerde ontwikkeling, Trotski’s voornaamste manier om de dialectiek toe te passen voor het begrijpen en transformeren van de hedendaagse werkelijkheid. Trotski maakte immers een verfijnde analyse van de nationale specificiteit van de sociale structuur, klassentegenstellingen en klassenstrijd in elk kapitalistisch land dat hij bestudeerde. Tezelfdertijd bracht hij deze analyse constant in verband met de plaats die het land innam in het geheel van het wereldomvattende kapitalistische systeem en de weerslag die een overwinning — of nederlaag — van de revolutie in dit land zou hebben op het systeem als geheel.

Deze combinatie doet twee met elkaar verbonden noties ontstaan op de eerste plaats, dat de klassenstrijd in bepaalde conjuncturen en in bepaalde landen een beslissende wending in de wereldsituatie kan bespoedigen (en men kan vandaag nauwelijks ontkennen hoezeer Trotski gelijk heeft gehad bij zijn toepassingen van dit oordeel op achtereenvolgens Rusland in 1917, Duitsland in 1918, 1923 en 1930-33, China in 1925-1927, Frankrijk in 1934-1937, Spanje in 1936-1937); en ten tweede, dat specifieke nationale situaties die een land rijp maken voor de revolutionaire verandering niet alleen bepaald worden door de nationale specificiteit, maar ook en meer in het bijzonder door de wijze waarop elk land specifiek is ingeschakeld in de wereldeconomie en de wereldpolitiek. Met andere woorden: het proces van de wereldrevolutie bezit, ofschoon het een aaneenschakeling is van “nationale” klassenstrijd die het punt bereikt waarop ze tot uitbarsting komt, tezelfdertijd een organische eenheid die niets anders is dan de keerzijde van de organische eenheid van de kapitalistische wereldmarkt. Uit deze eenheid vloeit een groeiende internationalisatie van de productiekrachten, van de kapitaaloperaties en daarom ook van de klassenstrijd voort. Deze toenemende internationalisatie van de klassenstrijd — die een mechanische eenmaking noch een volmaakte synchronisatie impliceert — leidt niet alleen tot internationale oorlogen maar ook tot internationale revoluties (d.w.z. revoluties die snel van het ene land overslaan naar het andere), naar internationale contrarevoluties en internationale burgeroorlogen.

Trotski’s standvastig internationalisme was derhalve niet alleen geworteld in zijn morele politieke afkeer voor nationalisme en de daaruit noodzakelijkerwijze voortvloeiende klassensamenwerking. Het vloeide ook logisch voort uit het feit dat hij de tendens naar internationalisatie van de productiekrachten en de klassenstrijd doorzag. Trotski’s internationalisme was de uitdrukking van zijn diepe overtuiging dat de explosieve tegenstrijdigheid tussen het overleven van de natiestaat en de internationale dynamiek van de productiekrachten (een van de oorspronkelijke bronnen van wereldoorlog, fascisme en alle gevaren die de moderne beschaving met vernietiging bedreigen) alleen kon overwonnen worden door de strijd van het proletariaat voor de wereldrevolutie en een wereldfederatie van socialistische republieken. Zeker kon een wereldfederatie niet tot stand gebracht worden door een burgerij die door haar verdediging van het particulier eigendom gebonden is aan de concurrentie.

Toen Trotski in navolging van Parvus en korte tijd voor Rosa Luxemburg voorspelde dat de komende Russische revolutie zou overslaan naar het Westen en op de eerste plaats naar Duitsland, berustte deze uitspraak niet op intuïtie maar op een analyse van de impact die een zegevierende socialistische revolutie zou hebben op de arbeidersklasse met het hoogste gemiddelde niveau van klassenbewustzijn, geplaatst tegenover de minst soepele (want nog niet “zuiver” burgerlijke) der burgerlijke staatsapparaten. Het rijpen van de rivaliteit onder de imperialisten concentreerde een groot aantal tegenstellingen op wereldvlak binnen het land dat, ofschoon het in de georganiseerde arbeidersbeweging een leidende rol speelde, niet de leidende imperialistische macht kon worden.

Men zou naar believen voorbeelden kunnen aanvoeren die aantonen dat het concrete proces van wereldrevolutie, zoals Trotski het zag, tezelfdertijd een reeks “nationale” revoluties en een kettingreactie met internationale wortels en internationale gevolgen is. Maar los van de theoretische analyse is er ook het empirische bewijs. Indien iemand twijfelt aan de realiteit (en het realisme) van Trotski’s opvattingen, kan men hem aanraden de volgende lijst van revolutionaire crisissen te overwegen, die daadwerkelijk uitbraken na de Russische revolutie van 1905: Perzië in 1906-9, China 1911, Mexico in 1910-17, de Ierse opstand in 1916, Rusland in 1917, Duitsland in 1918, Oostenrijk in 1918, Finland in 1918, Polen in 1918-19, Beieren in 1919, Italië in 1919-20, Duitsland in 1923, China in 1925-27, Indonesië in 1929, Indochina in 1930, Spanje in 1931-1934-35-37, Frankrijk in 1936, Italië in 1943-48, Joegoslavië in 1941-45, Griekenland in 1944-45, Indochina in 1945-54, Indonesië in 1945-48, China in 1947-49, Algerije in 1954-62, Bolivia in 1952, Cuba in 1956-62, Angola in 1962-74, Frankrijk in mei 68, Italië in 1969, Chili in 1970-73, Mozambique in 1973-75, Portugal in 1973-75, Ethiopië in 1976, Iran in 1978, Nicaragua in 1979... De lijst is verre van volledig en zou moeten aangevuld worden met tenminste het begin van politieke revolutie in de gebureaucratiseerde arbeidersstaten: De Duitse democratische republiek in 1953, Polen in 1956, Hongarije in 1956, Tsjecho-Slowakije in 1967-69. Kan men een ogenblik betwijfelen dat de wereldrevolutie een fundamentele realiteit is van onze eeuw, dat wij leven in het tijdperk van de permanente revolutie?

Voetnoten

[1] Omdat hij een bijzonder scherp oog had voor de verhouding tussen oorlog en revolutie, heeft men Trotsky er ten onrechte van beschuldigd in feite oorlog te wensen. Reeds in 1915 liet hij verluiden dat, ofschoon oorlogen revoluties kunnen versnellen of zelfs uitlokken, dit zou gebeuren in veel ongunstiger omstandigheden dan wanneer het revolutionaire proces gerijpt was in een toestand van internationale vrede. Tijdens de verhoren van de onderzoekscommissie Dewey over de Moskouse processen, gaf Trotsky een nog categorischer antwoord op beschuldigingen van dit slag.

[2] Cf. Lenin. “Imperialism, the Highest Stage of Capitalism”, in Collected Works, Vol. 22, p. 300

[3] “Gesteld — en laten we een ogenblik stellen — dat de arbeidersklasse er niet in slaagt op te staan in een revolutionaire strijd maar de burgerij toelaat het lot van de wereld te beheersen voor een groot aantal jaren, laten we zeggen twee of drie decennia, dan zal er beslist een of andere nieuwe vorm van evenwicht tot stand komen. Europa zal met geweld achteruitgeworpen worden. Miljoenen Europese arbeiders zullen sterven aan werkloosheid en ondervoeding. De V.S. zullen gedwongen zijn zich weer te oriënteren op de wereldmarkt, hun industrie terug te schakelen en zich gedurende een aanzienlijke periode aan besnoeiingen te onderwerpen. Daarna, wanneer er zo een nieuwe wereldarbeidsverdeling tot stand is gebracht voor twintig of vijfentwintig jaar, kan misschien een nieuw tijdvak van kapitalistische heropleving volgen.” (Trotsky, ‘Report on the World Economic Crisis and the New Tasks of the Communist International. (1921), in The First Five Years of the Communist International Vol. 1, New York 1945, p. 211.) “Een situatie die zo onstandvastig is dat het proletariaat niet de macht kan grijpen terwijl de burgerij zich geen meester voelt in eigen huis moet, vroeg of laat, op de ene of de andere wijze bruusk opgelost worden, ofwel ten gunste van de dictatuur van het proletariaat, ofwel ten gunste van een ernstige, duurzame kapitalistische stabilisatie op de rug van de volksmassa’s op het gebeente van de koloniale volkeren — en misschien ook op de onze. ‘Er zijn geen absoluut hopeloze situaties.’ De Europese burgerij kan slechts een duurzame oplossing vinden voor haar ernstige tegenstrijdigheden via de nederlagen van het proletariaat en de vergissingen van de revolutionaire leiding. Maar het tegendeel is evenzeer waar. Er zal geen nieuwe opgang van het wereldkapitalisme zijn (in het vooruitzicht van een nieuw tijdvak van grote omwentelingen) indien het proletariaat erin slaagt door middel van de revolutie een uitweg te vinden uit het huidige onstandvastige evenwicht.” (Trotsky, “The Draft Programme of the Communist International”, in The Third International after Lenin, New York 1970, p. 65) Deze hele problematiek is besproken in E. Mandel, Late Capitalism, NLB 1975, pp. 216-221.

[4] Een parallelle vergissing bestaat erin de verdere groei van de productiekrachten gelijk te stellen met een nieuw overlevingscontract voor het wereldkapitalisme d.w.z. met de onmogelijkheid van een socialistische revolutie. Vreemd genoeg heeft Trotsky zelf bij tenminste één gelegenheid deze “mechanistische marxistische” opvatting overgenomen, die afgeleid is van de versie van Plekhanov-Kautsky-Bauer van het economisch determinisme. (Zie “Whither Russia? Towards Capitalism Socialism?” in The Challenge of the Left Opposition, New York 1975, p. 375. De; in 1925 geschreven tekst staat in duidelijke tegenspraak tot de passages uit 1921 a 1928, geciteerd onder voetnoot 3.) Het teken dat een bepaalde productiewijze in verval is, is niet dat de groei van de productiekrachten definitief tot een einde gekomen is. Een dergelijk verval treedt eerder aan het licht wanneer de tegenstelling tussen de ontwikkeling in de productiekrachten en de bestaande sociale orde (+ productieverhoudingen) explosiever worden, wanneer de verschijnselen van vernietiging, verval en verspilling kwalitatief groter zijn dan zij waren tijdens de opgang van de productiewijze, en wanneer de dreiging die een verdere groei van de productiekrachten betekent voor de beschaving overeenkomstig groter is. Dit heeft zich in de loop van de geschiedenis reeds voorgedaan — bijvoorbeeld, tijdens de 18de eeuw in Frankrijk en tijdens de twintig jaar die de revolutie voorafgingen Rusland. En dit is ook wat in de kapitalistische wereld gebeurde na het begin van naoorlogse “boom” van 1948-68.

[5] Zie Trotsky, “The Third Period of the Comintern’s Errors” in Writings of Leon Trotsky 1930, New York 1975, p. 32.

 

Contact webmaster

Avec le soutien de la Formation Leon Lesoil, 20, rue Plantin, 1070 Bruxelles, Belgique