Portaal

Biografie
Werken
Over het leven en het werk van Mandel...
Debatten, interviews, ...
Multimedia
Contact
Mailinglist

Nu voor 12 euro!

Dubbele DVD:

Links
Castellano
Deutsch
English
Français

Ernest Mandel, revolutionair militant
Ernest Mandel - Internet-archief
Alain Tondeur

Afdrukken

Rood, nr. 14, 9 juli 1997, pp. 8-9

Ernest Mandel investeerde het merendeel van zijn fysieke en intellectuele krachten in het opbouwen van een revolutionaire organisatie, tegelijk op nationaal en op internationaal niveau: de Vierde Internationale. Gedurende meer dan 40 jaar was hij een waarlijk globe-trotter voor de revolutie en de organisatie waarvan hij de belangrijkste leidsman was. Wanneer hij niet op reis was, onderzocht hij, vanuit zijn huis in de Josse Impensstraat, de ontwikkelingen van de klassenstrijd in Brazilië, Mexico, de Verenigde Staten, de grote Oost-Europese landen, Rusland, Japan, Korea, en - in relatie met de actualiteit - in ieder land waar zich iets afspeelde. Onze kameraad stelde zich niet tevreden met het volgen en analyseren van deze ontwikkelingen: hij trachtte hierop in te spelen. Door de logica van de situaties te doorgronden aan de hand van de dialectische methode van het historisch materialisme, schetste hij mogelijkheden en handelde hij in functie van een partijstandpunt. 

Mandel was voortdurend in de uitputtende positie van hij die zich houdt 'op het front van het novum', zoals Ernst Bloch zei. Op deze immer bewegende lijn waarop de toekomst zich voorbereidt en vervaagt vooraleer vervangen te worden door een andere, worden onvermijdelijk vergissingen gemaakt en Mandel heeft er natuurlijk ook gemaakt, altijd steunend op het optimisme dat onlosmakelijk verbonden is met de revolutionaire inzet. Mijn standpunt is dat de Internationale en zijn afdelingen van deze 'novum' toekomst - reeds in de kiem aanwezig, volgens Mandel - integraal deel uitmaken. Meer nog: van het groeien van die kiem hing voor hem in laatste instantie de realisatie van het 'novum' af, t.t.z. de revolutionaire overwinningen waartoe hij met heel zijn wezen opriep, op basis van de wetenschappelijke analyse van de evolutie van het kapitalisme. De opbouw van de Internationale maakte deel uit van het oeuvre van Mandel. Op een welbepaalde manier is het daar het belangrijkste element van.

Het is niet moeilijk te begrijpen dat de eindbalans van dit deel van het oeuvre van onze kameraad problematisch en betwistbaar is. Veel problematischer en betwistbaarder dan zijn theoretische werken, zijn polemische geschriften of zijn historische essays. Vandaar ook dat sommigen de neiging hebben om een scheiding te maken tussen, enerzijds de wetenschappelijke Mandel, de briljante auteur van het Spätkapitalismus, en anderzijds de partijmilitant Mandel.

Tussen die twee kan men toegeven of toejuichen, naargelang de auteurs, dat Mandel een praxis zou ontwikkeld hebben in de sociale beweging in de brede zin, zoals bijvoorbeeld in de Belgische arbeidersbeweging voor en na 1960, of in de solidariteitsbeweging met de revoluties in Joegoslavië, Cuba of Indochina. Maar dat uiteindelijk een zo uitzonderlijk man zijn leven zou gewijd hebben aan de opbouw van een organisatie, zo minuscuul als de Vierde Internationale, dat is een eigenaardigheid die aan zulk personage een verkeerde dienst zou bewijzen. Dat is nochtans de waarheid. Er zijn geen twee Mandels of drie, de geleerde marxist, de in de klassenstrijd geëngageerde intellectueel, de partijman; er is er maar één: de militante, revolutionaire marxist.

In dit opzicht zou men woord voor woord de lofrede kunnen overnemen die Mandel uitsprak voor Abraham Léon in het voorwoord van Het materialistisch concept van het Jodenvraagstuk: 'Zij die de Geschiedenis van zijn leven vernemen vragen zich misschien af waarom een man met zulke uitzonderlijke kwaliteiten zijn lot verbond aan dat van een zo kleine revolutionaire organisatie; zij zullen zijn oprechtheid, zijn totale ideologische eerlijkheid roemen (...). Zij zullen zich ook afvragen waarom een Abraham Léon, die tot de meest begiftigde Europese intellectuelen kan gerekend worden, koos om te vechten voor een beweging die hem noch gemakkelijk succes, noch glorie, noch eer, zelfs geen gemakkelijk materieel succes kon schenken maar integendeel van hem offers eiste, zelfs dat van zijn leven, in een langdurig en ondankbaar werken en dikwijls in een pijnlijk isolement van dat proletariaat waarvoor hij alles wou geven. En als ze dan aan deze jonge revolutionair, buiten zijn intellectuele kwaliteiten, uitzonderlijke morele kwaliteiten toeschreven, zullen ze bij zichzelf moeten toegeven dat nochtans een beweging, die enkel door het unieke van zijn ideeën die mensen kon aantrekken, niet kon sterven omdat in haar het meest nobele leefde dat er aanwezig is in de mens'.

Zeker, het wetenschappelijk oeuvre van Mandel heeft een zelfstandigheid tegenover zijn partijmilitantisme, zoals dat van alle marxistische auteurs. Mijn voornemen is dan ook niet om een soort revolutionair copyright in te stellen op het oeuvre van onze kameraad. Vooreerst is dit zijn oeuvre en Mandel hield niet op om aan te dringen op het feit dat vanaf een bepaald niveau ter verwerving van het marxisme en de verrijking ervan een individuele inspanning vereiste. Anderzijds behoren zijn geschriften tot het intellectueel erfgoed van de mensheid. Vrij voor iedereen om te gebruiken in zijn geheel of in gedeelten zoals hem goeddunkt, inbegrepen het trekken van andere conclusies dan die van de auteur. (De enige voorwaarde hiertoe is kritiek te willen aanvaarden).

Iets anders is het trachten zich meester te maken van dat oeuvre vanuit Mandels eigen instelling. In dit opzicht is er volgens mij geen enkele twijfel aan dat dit oeuvre één ondeelbaar geheel is. Mandel zelf schreef ten andere dat het wetenschappelijk oeuvre van de intellectuele marxisten geen 'relatieve autonomie' heeft ten aanzien van het militant engagement. Dit geldt zonder twijfel voor hem zoals dat ook gold voor Abraham Léon, Trotsky, Lenin en zovele anderen.

De niet aflatende inzet van Mandel voor een revolutionaire organisatie, een revolutionaire partij, was geen vreemde gril van een zonderling, maar de logische en onverbiddelijke conclusie, zonder ophouden terug omwerkend en controlerend in nauw verband met zijn gehele wetenschappelijk werk en zijn indrukwekkende historische kennis. In deze staat Mandel dichter bij Lenin dan bij Trotsky en Luxemburg, nog minder bij de Trotsky en de Luxemburg van voor 1917: hij weigert de oplossing van het probleem te herleiden tot de capaciteit en de vindingrijkheid van de massa's in de revolutionaire crisis. De energie van de massa's is voor hem vanzelfsprekend beslissend in zoverre deze bepalend en essentieel is voor de revolutionaire crisis; maar ze zal verspild worden als ze niet gewetensvol geleid wordt naar het eerste doel: de afbraak van de bourgeoisstaat en de vervanging ervan door een democratische arbeidersstaat. Het eerste succes van de socialistische revolutie laat geen improvisatie toe.

Zoals bij Lenin vloeit Mandels volharding voor het streven naar een partij voort uit twee convergerende overtuigingen:

Het kapitalisme is sinds augustus 1914 in een structurele crisis gekomen die verschrikkelijk bedreigend was voor de mensheid en bracht tegelijkertijd een regelmatig terugkerende uitbarsting van revolutionaire crisissen aan de orde van de dag. Voor Mandel was het beslissend deze crisissen te laten uitmonden in overwinningen, anders zouden zich perioden aandienen van regressie waarvan de consequenties catastrofaal zouden zijn, niet enkel voor het proletariaat maar voor de ganse mensheid. Aldus analyseerde Mandel dat de overwinning van het nazisme in Duitsland als gevolg van het falen van de Duitse revolutie van 1919-1923 (dit betekent niet dat dit gevolg onvermijdelijk was), een falen terug te voeren op het feit dat de revolutionaire partij onbekwaam was om de arbeiders te organiseren die op een zo beslissend ogenblik aangekomen waren.

De proletarische revolutie heeft vier specifieke schakels die haar onderscheiden van de andere revoluties van de geschiedenis en waarvan de conclusie onvermijdelijk dezelfde is: er moet een revolutionaire partij opgericht worden. Deze specifieke schakels zijn welbekend, ik som ze nog snel even op:

* een revolutie waargemaakt door de meest lage klasse van de maatschappij, die over een immense potentiële economische kracht beschikt maar geen economische macht;

* de eerste revolutie in de geschiedenis die noch het herstel van een voorbije orde viseert noch het bevrijden van de ontwikkeling van een nieuwe orde reeds dominant aanwezig op het economisch plan, maar integendeel een totaal nieuw proces moet realiseren tegelijk op het economische en op het politieke vlak;

* een revolutie die niet het einde aanduidt maar integendeel het begin van een totale omverwerping van de maatschappij door de arbeidersklasse;

* een revolutie van nature internationaal, die zich zal voltooien met het oprichten van een maatschappij zonder klassen en zonder naties. 

Ik zeg dat deze twee overtuigingen gelijkgericht zijn omdat zij beide de vraag stellen naar de centralisatie van de avant-garde in een afgescheiden organisatie als voorwaarde tot de vorming van het proletariaat in een 'klasse voor zichzelf’. In het concept van Mandel is de revolutioaire partij geen fetisj maar de plaats voor een dialectiek tussen de afscheiding van de klasse en de integratie van de klasse. Zonder deze dialectiek, die uitgesproken banden tussen de klassen van de arbeiders impliceert - vooruitstrevende arbeiders en revolutionaire kern, is er volgens Mandel geen vorming mogelijk van het bewustzijn van de revolutionaire klasse. Het is daarom dat Mandel de geschriften van Lenin over de vragen betreffende de organisatie beschouwt als theoretische werken van primordiaal belang. 'Marx heeft ons geen voltooide theorie nagelaten over de vorming van het bewustzijn van de klasse van het proletariaat. Terzelfdertijd', schrijft hij, 'heeft hij ons ook geen afgewerkte theorie nagelaten over de partij'. En elders verduidelijkt hij: 'De leninistische theorie van de organisatie markeert een verdieping van het marxisme toegepast op de fundamentele problemen van de sociale structuur. Zij vormt, samen met de werken van Luxemburg en Trotsky (en in zekere mate die van Lukàcs en Gramsci) het marxisme met de subjectieve factor'.

Dit gaat, de verdediging van Lenin door Mandel en zijn antwoord op de kritieken van Luxemburg (en Trotsky), regelrecht naar de kern van de zaak. Voor Mandel, zoals ook voor Lenin, is de revolutionaire partij een onontbeerlijk instrument ter vorming van het bewustzijn van de revolutionaire klasse. Het is enkel binnen zo'n kader dat de vooruitstrevende arbeiders, zij die de strijd voortzetten zelfs in perioden van terugval, samen kunnen werken met intellectuele revolutionairen, (hieraan moet men ook toevoegen: met de jongeren, de marxistische feministen, de derde wereld-militanten...) om systematisch de grenzen van de economische strijd te overschrijden, dus zich bewust te worden van de samenhang van uitbuiting en onderdrukking, dus het ontwikkelen van de globale kennis van de maatschappij die de basis is van ieder strategisch plan ten aanzien van het grijpen van de politieke macht - zelfs wanneer de arbeidersklasse de overgrote meerderheid van de bevolking vertegenwoordigt, zoals het geval is in de ontwikkelde kapitalistische landen van tegenwoordig.

Zonder het politiek-praktisch begrip van dit deel van de ontwikkelde laag van de arbeiders, zonder de mogelijkheid van deze arbeiders om de steeds aan iedere stap in de beweging van de massa's aangepaste terugkerende eisen naar voren te schuiven en de kwestie van de macht aan te strepen, zonder een visie op de samenhang van de internationale krachten en een solide bagage van lessen getrokken uit de geschiedenis van de klassenstrijd, is het een totale illusie voor Mandel zich voor te stellen dat een klasse zo ondergeschikt als de arbeidersklasse zou trachten zich erop voor te staan de macht uit te oefenen, om nog niet te spreken van ze werkelijk ook te grijpen en te verdedigen tegen de gevaren van bureaucratische verwording.

Zoals ik zei: de eindbalans van de mandeliaanse activiteiten ter opbouw van een politieke organisatie is problematisch en betwistbaar. Mandel zelf liet zich niet van streek brengen door deze vaststelling. Het was opmerkelijk dat hij weerstond aan deze druk zonder ooit in sectarisme te vervallen. Hij had geen enkele illusie naar 'de juiste lijn' als mirakeloplossing in de opbouw van zijn organisatie. Hij wist beter dan wie ook dat de beslissende factoren de bedrijvigheid van de massa's waren en de lessen die de vooruitstrevende arbeiders eruit trekken. Misschien heeft hij niet alle consequenties getrokken uit een feit dat hijzelf in het licht gesteld heeft, te weten dat er niet enkel geen dialectiek was partij-arbeiders, vooruitstrevenden-arbeidersklasse maar een dialectiek revolutionaire partij-niet revolutionaire partij-vooruitstrevende arbeidersklasse. Welnu, de wet van de aantrekkingskracht van massa's speelt niet in het voordeel van de revolutionaire partij: hier inbegrepen de vooruitstrevende arbeiders die de noodzaak begrepen hebben om aan politiek te doen, willen eerst alle andere mogelijkheden uitputten alvorens aan te kloppen aan de deur van een organisatie als de Vierde Internationale.

Paradoxaal genoeg, hoe geestdriftig Mandel ook was om de 'Grote Avond' te mogen meemaken, hij was ook een geduldig militant. Op de weg naar de revolutie was hij zich even scherp bewust van de hindernissen dan van de mogelijkheden. Het was zo dat hij in de praktijk zijn richting snel kon corrigeren wanneer bleek dat hij zich vergiste. Hij deed ook duidelijk uitkomen dat de Vierde Internationale tegenwoordig de enige werkelijk bestaande revolutionaire Internationale is die iets anders is dan een hoofdzetel van enkele filialen. Hij zag geen enkele tegenspraak tussen de opbouw en de deelname aan het hersamenstellen van het linkse politieke landschap, zoals in Brazilië en Italië. Hij waardeerde de waardevolle troef die het bestaan vertegenwoordigt van enkele duizenden marxistisch revolutionaire kaders, goed ingeplant in de sociale strijd van hun respectievelijke landen via nationale secties, waarvan bepaalde een reële invloed hebben en zelfs een niet te verwaarlozen vertegenwoordiging in de verkozen instellingen. Vanuit dit standpunt kan men hem moeilijk ongelijk geven. In zoverre niemand een praktisch bewijs heeft aangedragen van een andere te volgen weg die leidt naar een revolutionaire politiek. En het is daar waar het debat zich situeert, als er een debat is: 'De leninistische theorie van de organisatie is een theorie van de socialistische revolutie', schreef Mandel. Niemand heeft nog aan het eerste afbreuk gedaan zonder het tweede aan te vallen.

 

Contact webmaster

Avec le soutien de la Formation Leon Lesoil, 20, rue Plantin, 1070 Bruxelles, Belgique