1. Van het kolonialisme naar de koloniale
revolutie
Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er
eenentwintig naties onafhankelijk geworden. Het is niet zonder
belang die even op te sommen: India, Pakistan, Ceylon, Korea, de
Filippijnen, Maleisië, Indonesië, Birma, Vietnam, Laos,
Cambodja, Syrië, Libanon, Israël, Irak, Abessinië, Soedan,
Tunesië, Marokko, Ghana en Guinee. En het is nog niet zeker dat
deze lijst volledig is.
Je kan natuurlijk betwisten of het om één en
hetzelfde verschijnsel gaat. Je kan de nadruk leggen op wat
eigen is aan de ontmanteling van de Italiaanse, Japanse,
Britse, Nederlandse en Franse koloniale rijken.
Je kan je eveneens afvragen of deze brede
ontvoogdingsstrijd, waar meer dan de helft van de mensheid bij
betrokken is, per slot van rekening niet kan verklaard worden
door binnenlandse intriges. Je kan de hand zien van Moskou in de
Chinese revolutie, en de hand van Peking in de Vietnamese
Revolutie. Je kan de inmenging van Amerika in Indonesië
aanklagen en de Japanse propaganda in India en Birma.
Wij echter buigen onder het gewicht van de
zonde en verkiezen inderdaad een ‘simplistische’ verklaring, die
al deze dingen onder één gemeenzame noemer plaatst: koloniale
revolutie. En het is deze revolutie die aan de deur klopt in
Congo. Het gaat om een universeel verschijnsel dat in
het Westen het daglicht heeft gezien, en dat vanaf de 19de eeuw
zich verder heeft ontwikkeld naar Centraal Europa, dan naar het
Oost-Europa, vervolgens naar Azië en Afrika. En hierbij mogen we
analoge ontwikkelingen in Latijns-Amerika niet uit het oog
verliezen. Men heeft het de naam gegeven van het
nationaliteitenbeginsel. Maar er komen nog veel andere
zaken bij kijken: het verlangen om zichzelf te besturen, los van
het buitenland; het verlangen om het materiële en morele lot van
het volk te verbeteren; de wil om zich te ontdoen van oude
vormen van uitbuiting (bijvoorbeeld het grote landeigendom); de
wil om dezelfde graad van beschaving en welzijn te bereiken als
die van de Westerse volkeren.
Men heeft ook beweerd dat die ontwikkeling
voorbijgestreefd zou zijn, dat er nood was aan een
internationale federatie of confederatie. Die nood laat zich al
een hele tijd voelen, maar die zal ontspruiten uit een vrije
associatie van gelijken, daarom kan de fase van de
onafhankelijkheid niet overgeslagen worden.
De zogezegde pleitbezorgers van een
internationale federatie stellen dit tegenover de nationale
onafhankelijkheid, maar worden al vlug in hun eigen val gelokt.
Nu reeds worden ze geconfronteerd met het beeld van een
federatie tussen alle Arabische landen en een pan-Afrikaanse
unie. En dit is helemaal niet naar hun zin. Ze zouden oprechter
zijn indien ze zouden pleiten voor een niet te verbreken en
exclusieve band tussen de kolonies en hun vroegere metropolen.
Doch dan zouden ze ontmaskerd worden als aanhangers van het
neokolonialisme.
2. Van directe overheersing naar indirecte
overheersing
Tegenover deze niet te stoppen opmars van de
gekoloniseerde volkeren konden de machthebbers in de metropolen
een dubbele houding aannemen: zich met geweld verzetten (wat zou
betekenen dat ze vroeg of laat in koloniale oorlogen zouden
verstrikt geraken); formele toegevingen doen (wat politieke
onafhankelijkheid betekende) om het essentiële te redden: de
eigendommen van de koloniale maatschappijen. Er werd een keuze
gemaakt en hierbij werden uiteenlopende criteria gehanteerd,
soms leken die zelfs tegenstrijdig. Wat in Afrika echter de
doorslag gaf was welk gewicht de kolonisten van Europese
oorsprong ter plaatse in de weegschaal konden werpen. Overal
waar dit miniem was (Ghana, Marokko, Tunesië) werd door de
metropool uiteindelijk de onafhankelijkheid verleend. Overal
waar dit gewicht de overhand haalde, hield de metropool
hardnekkig het been stijf (Kenia, de Centraal Afrikaanse
Federatie, Algerije).
De rijkste en machtigste koloniale
maatschappijen, die welke het grootste risico lopen in geval van
oorlog en vernielingen, waren in het algemeen voorstander van
meer liberale oplossingen. Heden zien we dit heel duidelijk in
Congo waar de holdings de regeringsverklaring van 13 januari
hebben aanvaard, waarvan ze trouwen de inspiratoren waren.
De ‘liberale’ reflex van deze grote
monopolies kan je niet enkel verklaren vanuit het standpunt van
de risico’s die ze zouden lopen: er zijn ook garanties waarop ze
kunnen rekenen.
Hun gewicht op de koloniale economie is
dusdanig dat ze mogen hopen de facto de ‘Onafhankelijke Staat’
te controleren, zoals ze tot vandaag de kolonies hebben
gecontroleerd. Is het niet de United Fruit en
Créole Venezuela, die het onafhankelijke Guatemala
controleert? Controleerde de Anglo-Iranian Petroleum Cy
niet Iran voor de nationalisaties door Mossadecq?
[1]
Sommige kameraden hebben hier een argument en
wijzen aldus een snelle onafhankelijkheid van Congo van de hand:
‘Objectief speelt ge in de kaart van de holdings’, zeggen ze.
Dit argument zou afdoende zijn, op voorwaarde
dat ze tegelijkertijd een programma kunnen voorleggen hoe, vanaf
heden tot binnen vijf jaar, de almacht van de holdings kan
worden uitgeschakeld, zowel in Congo als in België. En zo ze
zulk een programma hadden, dan nog zou de bevoegdheid bij het
Congolese volk liggen om een beslissing te nemen. Het socialisme
kan niet tegen de zin van dit volk opgedrongen worden, het geluk
kan dit volk niet aangereikt worden, een volk kan niet gelukkig
gemaakt worden op het punt van de bajonetten. Maar het minste
wat we kunnen doen, als socialisten, is dat we een coherente
taal spreken aan het adres van onze Congolese broeders. We
zouden kunnen vragen enkele jaren geduld te oefenen, en zo te
verhinderen dat de holdings in Congo een toevlucht gaan
zoeken om te ontsnappen aan de dodelijke
slagen die we hen in België zullen toebrengen.
3. Van politieke ontvoogding naar
economische ontvoogding
De werkelijkheid, helaas, ziet er heel anders
uit. Niemand stelt de volledige liquidatie voor van de Belgische
of Congolese bezittingen van de holdings, vanaf hier tot binnen
vijf jaren. In het beste geval zouden we tegen dan het programma
van het ABVV uitgevoerd hebben (dat ook het programma van de BSP
aan het worden is), dat enkel voorziet in de nationalisatie van
de energiesector en de staatscontrole op het gekonkel en de
kuiperijen van de holdings. Deze zullen dus een groot deel van
hun macht behouden, onderworpen, dat is juist, aan meer en meer
koppige bemoeiingen van de kant van de arbeidersbeweging.
En het is evenzo juist dat onafhankelijke
landen door de koloniale maatschappijen kunnen gecontroleerd
worden. Doch die dominantie is er al bij voorbaat onder een
koloniaal bestuur. Hier gebeurt het direct, eenmaal
onafhankelijk, via een indirecte weg. Een verschil, zou
men kunnen zeggen, dat toch onbetekenend is. De voorbeelden die
we eerder hebben aangehaald — Iran, Guatemala, Venezuela — tonen
aan dat het toch niet zo onbetekenend is.
Door de onafhankelijkheid kan bij de lokale
bevolking de ogen opengaan, en kan die, juridisch en de facto,
binnen het eigen huis orde op zaken stellen. Op voorwaarde dat
het een democratisch verloop kent, wordt het dan makkelijker om
de bevolking voor de socialistische ideeën te winnen.
Zolang de onafhankelijkheid niet verworven
is, wordt alles overheerst door de nationale solidariteit en een
nationalistische reflex. En als die onafhankelijkheid eenmaal
een feit is, komt er een sociale differentiatie op gang, de
arbeidersbeweging begint zich te ontvoogden en wordt een
onafhankelijk kracht: zie naar Marokko.
De keuze is dus niet tussen een onmiddellijke
politieke ontvoogding (met behoud van de economische uitbuiting)
of een onmiddellijke economische ontvoogding (met behoud van de
banden met België). De keuze is er een tussen een onmiddellijke
politieke ontvoogding (met behoud van de economische uitbuiting)
en het behoud van een economische uitbuiting, nog versterkt
door het ontbreken van politieke en nationale vrijheden.
Zodoende wordt het voor de Belgische socialisten moeilijk om een
keuze te maken. Ze moeten zich zo snel als mogelijk uitspreken
voor de onafhankelijkheid van Congo, op voorwaarde dat de
democratische vrijheden onmiddellijk worden ingevoerd.
Tegelijkertijd moeten ze uit alle kracht in Congo de
socialistische groeperingen ondersteunen, politieke en
syndicale, en zeker de Action Socialiste Congolaise die
alvast de voorbode is van wat er als socialistisch aanwezig zal
zijn in het Congolese ontwaken uit het nationalisme en het
tribalisme.
4. Van tribalisme naar nationalisme
Doch de nationale fierheid slaat nu plots aan
het muiten: ‘Hoe durft ge het aan, Belgische arbeiders
vergelijken met hedendaagse Afrikanen?’ Professor De Corte,
wiens onwetendheid enkel zijn gelijke kent aan zijn kwade trouw,
beweert dat zulke vergelijking het gezond verstand doet walgen.
Hij vergeet dat mensen als hem, honderd jaar geleden, met
evenveel arrogantie en minachting, het hadden over de ‘zatlappen
en schurken’ uit Henegouwen en Luik en de arbeidersklasse in
blok gelijk stelden met ‘een klasse misdadigers’.
Ongetwijfeld hebben de Afrikanen niet
hetzelfde historisch verleden als de Europese en Aziatische
volkeren, maar dit wil geenszins zeggen dat ze helemaal geen
historisch verleden hebben.
Toen de kwestie van de nationale
onafhankelijkheid zich in West-Europa heeft gesteld, hadden de
volkeren er een ervaring met gemeentelijk zelfbestuur
achter de rug (min of meer uit het geheugen gewist door de
degradatie van de bevolking sinds het begin van de industriële
revolutie). Echter, de volkeren uit Centraal en Oost-Europa,
evenals de Aziatische volkeren, zijn langs een andere weg op de
drempel komen te staan van de nationale ontvoogding. In het
Oosten van Duitsland, evenals in talrijke landen van Oost-Europa
bestond de meerderheid van de natie uit lijfeigenen en
dit tot in het begin, zelfs tot aan de tweede helft van de 19de
eeuw! De Aziatische volkeren nu kenden gedurende honderden,
zoniet duizenden jaren niets anders dan despotisme, die
iedere vorm van politieke strijd onmogelijk had gemaakt. Vele
Bantoe stammen daarentegen bezitten een stevige traditie van
tribale democratie, die onder invloed van de slavernij niet
werd vernietigd, een slavernij die trouwens van betrekkelijk
recente datum is. We mogen een tribale strijd niet verwarren met
een nationale ontvoogding, zegt men ons. Wie de geschiedenis van
de nationale stromingen in de kolonies heeft bestudeerd weet hoe
nietszeggend dat argument wel is.
Het is zo dat de nationale ontvoogdingsstrijd
in talrijke gekoloniseerde landen, waar de volkeren pas heel
recent verstedelijkt zijn, tribale wortels heeft. Evenzo hebben
de kasten in India een rol gespeeld bij het tot stand komen van
de Indische nationale stromingen. Maar toen de meest
vooruitstrevende, best georganiseerde, en politiek meest eisende
deel van de tribale beweging in botsing begon te komen met de
koloniale administratie, startte deze haar klassieke politiek
van het zaaien van verdeeldheid (hindoes tegen moslims in India,
Kabyliërs tegen Arabieren in Algerije, het Noorden tegen het
Zuiden in Soedan en in Nigeria, Bakongo tegen Bengala in
Congo, enz.). Om deze manoevers te dwarsbomen dienen de tribale
stromingen een keuze te maken, ofwel strikt vasthouden aan een
tribale basis, en zo het risico lopen geïsoleerd te raken, ofwel
uitgroeien tot een nationale beweging.
Hoe dan ook, de politisering van de bevolking
van Afrika is vandaag onvermijdelijk en kan niet langer worden
gestopt. Het Congolese nationalisme heeft het daglicht gezien.
Het is mogelijk dat het, in de eerste fase, en door onze
eigen fout, sterk zal worden beïnvloed door retrograde
krachten. Echter, ook in 1883, toen het algemeen stemrecht werd
ingevoerd, hebben de katholieken dan niet de volstrekte
meerderheid veroverd? Moet men daarom tegen het algemeen
stemrecht zijn, zoals de doctrinaire liberalen?[2]
In Afrika wordt het nationalisme geboren uit het tribalisme. Wij
kunnen die evolutie versnellen, op voorwaarde dat we geen
struisvogelpolitiek voeren en dat we met alle mogelijke middelen
in Congo het onmiddellijk ontluiken van de democratische
vrijheden bevorderen.
_______________
[1]
Mohammed Mossadecq: (1882-1967), richtte in 1950 in Iran het
Nationaal Front op en werd in 1951 door de sjah benoemd tot
minister president. Hij nationaliseerde de petroleumwinning en
verbrak de diplomatie betrekkingen met Engeland. Toen de sjah
Mossadecq ontsloeg werd hij in 1953 door een volksopstand
genoopt bakzeil te halen en vluchtte naar Rome. Een door de
Britten georganiseerde staatsgreep bracht echter Mossadecq ten
val. Hij werd gevangen gezet en ter dood veroordeeld, maar de
teruggekeerde sjah zetten de straf om tot 3 jaar gevangenis.
[2] doctrinaire liberalen: vóór WO
I de behoudsgezinde stroming binnen de Liberale Partij die zich
verzette tegen het algemeen stemrecht uit vrees dat de
katholieken de overhand zouden krijgen. Ze waren ook tegen de
persoonlijke dienstplicht en het afschaffen van het
lotelingenstelsel. Hun leiders waren o.a. Karel Buls en Van
Humbeeck (burgemeesters van Brussel). |